Daan Zonderlands absurde kinderliteratuur

En nogmaals, in deze tijden van chronische informatiediarree kan het in het onderwijs moet de focus veranderen van het opslaan van naar het leren omgaan met informatie. Iedereen heeft binnenkort toegang tot wikipedia via de smartphone, we kunnen er dus best goed mee leren omgaan. Dat wil concreet zeggen: de stroom aan info verwerken, herstructureren, selecteren en vooral ook: de waarde van de info inschatten.

Lesmateriaal:

Daan Zonderland, Professor Zegellak en Lodewijk Losbol

Het feit dat kinderen een gevoel voor realisme moeten leren, toont aan dat hun vermogen voor fantasie en creativiteit veel hoger is dan dat van volwassenen en dat dit vermogen van nature in iedereen zit. Het vermogen om exact te memoriseren en te reproduceren is bij een chimpansee vele malen groter dan bij de mens. De mens, daarentegen, registreert informatie op zo’n manier, dat die later, in een nieuwe context, gebruikbaar kan zijn. Dit kan enkel wanneer er uitgemaakt welk deel van de informatie belangrijk, en welk deel secundair is. De mens slaat informatie op door ze interpreteren en te herstructureren.

 

En nogmaals, in deze tijden van chronische informatiediarree kan het in het onderwijs moet de focus veranderen van het opslaan van naar het leren omgaan met informatie. Iedereen heeft binnenkort toegang tot wikipedia via de smartphone, we kunnen er dus best goed mee leren omgaan. Dat wil concreet zeggen: de stroom aan info verwerken, herstructureren, selecteren en vooral ook: de waarde van de info inschatten.

 

Daan Zonderland

De waarde van fantastische literatuur zoals die van Daan Zonderland is voor mij dat ze net deze vaardigheden traint en wel op zeer speelse wijze. Constante vreemde wendingen, complexe grapjes en doorbrekingen van het realistische verwachtingspatroon stimuleren de lezer zich te herfocussen, de gegevens te herinterpreteren en bij elkaar te puzzelen. Het zijn ook deze vaardigheden die concreet geoefend worden in de taak over het Bargoens.

 

In deze les gaat het niet over het inoefenen van die vaardigheden zelf, maar wordt in de vorm van een luisteroefening enkele minder conventionele ideeën over kinderliteratuur gepresenteerd. Misschien is dit voor vele de enige keer dat ze beschouwend stilstaan bij kinderliteratuur en de les kan dan ook bij uitstek vormend werken.

Verder is dit een kleine les literatuurgeschiedenis op zich, vooral dan omdat ze de schatplichtigheid van Matthysen aan Zonderland duidelijk maakt. Hugo Matthysen verdient zeker een plaats in de les Nederlands: geluidsfragmenten uit het Leugenpaleis bieden ook vele aanknopingspunten voor lessen over dialecten en taalspelletjes.

Levend taalwerk met dode talen: Bargoens

Zoals we evenmin in de klas zijn om Nederlands te leren als taal (de meeste leerlingen zijn moedertaalsprekers), zal het in deze lessen gaan over het aanleren van het Bargoens zelf. Allereerst omdat ‘het Bargoens’ natuurlijk niet bestaat en het een verzamelnaam is voor een subtaal die overal sterk regionaal gekleurd is. Het Bargoens van Brussel lijkt in niets op het Bargoens van Amsterdam. Ten tweede natuurlijk, maar het moet gezegd worden, omdat het leren van een Bargoens geen enkele directe relevantie heeft voor de leerlingen.

Dit laatste is belangrijk, omdat lessen over subtalen al lang gegeven worden, maar de toetsing steeds gebeurt door doodweg woordenschat te leren. Op het examen wordt dit dan: wat betekent dit Bargoense woord. Dit is volgens mij dus niet gerechtvaardigd.

De taak bestaat uit twee delen: een leestaak, die wat achtergrond geeft over onderzoek naar Bargoens en daarom onrechtstreeks over de methoden van taalkundig onderzoek; en een oefening die onder taalbeschouwing zou moeten geëvalueerd worden.

In deze laatste taak moeten de leerlingen zich een nieuwe code op beperkte manier meester worden en in de code werken: omzetten of vertalen hoort erbij maar ook denkprocessen op gang brengen die hen in deze nieuwe code te werken. Het Bargoens zullen de leerlingen nooit meer gebruiken of tegenkomen, maar hun professioneel leven zal veel meer dan vroeger bestaan in het leren van nieuwe vaktalen die bij werkplekken en -processen horen.

Ronald Giphart: voorbij de vuilbekkerij

LESMATERIAAL:

LINKS:

 

Een meisje dat tegen haar baas roept dat hij “gerust haar stijve kut over zijn natte pik kan wringen” gooit hoge ogen en lijkt weinig complexen te kennen. De (mannelijke) lezer wordt dan ook bijna letterlijk het verhaal ingezogen, al vermoedt hij dat er uiteindelijk toch weer niets zal gebeuren. Binnen het verhaal zelf, is het exact dezelfde dynamiek die de orde van de dag uitmaakt.

Hoewel Giphart in Nederland al jaren een favoriet bij de jongeren is -en dat is volledig terecht-, is blijft hij in Vlaanderen vrijwel ongelezen in de scholen. Aan de oppervlakte zijn er natuurlijk duidelijke redenen aan te wijzen, voor alles het uitermate expliciete en vulgaire taalgebruik. Als er niemand dit als een probleem ziet, zal ik een andere excuus moeten verzinnen om dit verhaal te verantwoorden.

Ten eerste thematiseert dit taalgebruik de gehypte seksuele spanningen in het verhaal en een modern kick-craven hedonisme wat wordt beschreven vanuit een personage die daar geen vragen bij stelt. Tegen de achtergrond van een desolaat, ronduit vervelend eiland, drijft het verhaal op kicks van obsceniteiten, xtc, alcohol, provocatie en seks.

Ten tweede is het verhaal relevant en actueel omdat het getrouw de complexiteit van moderne heteroseksuele relaties weergeeft. In een zo sterk visueel ingestelde en gemediatiseerde maatschappij kan het niet anders of de beelden van ‘man’ en ‘vrouw’ worden door de media beïnvloed. Mijn gedragingen als man (wat ik denk dat een man moet zijn) worden beïnvloed door beelden buiten mij die andere doelen hebben dan mij zelfkennis verschaffen, namelijk: producten verkopen. Zijn we gewend zoveel film/video te kijken dat we onzelf ook zien als acteurs in een film?

Een derde punt is dominantiestrijd tussen de seksen, die in dit stuk op heel verfijnde wijze wordt gespeeld. Het lijkt wel een spelletje van ‘jezelf niet te laten kennen’, alles doen om het blauwtje te vermijden. Of als we een blauwtje riskeren te lopen, is het minder erg als we ons voordoen als iemand anders. Onoprechtheid als een schild, een manier van jezelf buitenspel te lopen maar toch nog het spel te beïnvloeden. Nergens is er toenadering, want er is niemand die zich kwetsbaar opstelt.

Misschien publiceer ik later nog een paar opmerking rond dit verhaal in artikelvorm. Zonder de lectuur van het verhaal zullen bovenstaande opmerkingen sowieso weinig zeggen, maar volgens mij biedt dit stuk genoeg stof ter discussie om nog meer dan een les aan te spenderen achteraf.

WNT online: de schatkamer van het Nederlands

Het WNT is een historisch synchroon woordenboek: je kunt eender welk modern (of oud) woord opzoeken en het verleden (of toekomst) van dat woord, klapt te voorschijn. Tegen de achtergrond dat er nog steeds geen gratis online woordenboek voor het Nederlands ter beschikking is, mag dit zeker eens in de verf gezet worden. En het biedt tal van mogelijkheden om mee in de klas aan de slag te kunnen.

WNT in een dertigtal delen, voltooid in 1997

In combinatie met de massa aan historische teksten op de website http://www.dbnl.org/ opent dit perspectieven die voorheen niet denkbaar waren. Historische teksten moesten vroeger altijd gepaard gaan met glossen die elke onduidelijkheid in een oude tekst wegvagen. In die richting heb ik al een keertje in een 5e jaar ASO een klassikale vertaling van het Esbattement van den Appelboom opgezet. Daar sloop helemaal niet zoveel tijd in, maakte een heel aantal leerlingen enthousiast genoeg om er ongevraagd aan verder te werken. En opvoering in de klas, of misschien zelfs een verfilming/bewerking, op basis van een samen geredigeerde tekst hierna, kan en moet een integraal deel zijn van een lessenreeks die lezen, schrijven, literatuur, taalbeschouwing en spreken combineert en integreert. Hopelijk vind ik de tijd om deze lessenreeks nog verder uit te werken.

Los van specifieke projectlessen met het WNT, zou de leerkracht die in de klas over internet toegang beschikt, de reflex moeten ontwikkelen om bij elk uitzonderlijk woord in het WNT op te zoeken: bij het lezen van poëzie, maar ook bij gewone woorden die ons opvallen: china’s appel – chinaasappel – sinaasppel – appelsien:

— SINAASAPPEL, daarnaast APPELSINA (zie ook ald.) APPEL CHINA(‘s), APPELSJIEN enz. —, znw. m. Uit China, den naam van een rijk in Oost-Azië en Appel; de vorm met s(Sina, Sinees enz. zijn in de oudere taal zeer gewoon) heeft aanleiding gegeven tot de onjuiste meening, dat in het eerste lid de naam van de stad Messina zou zijn besloten.

Dan moet ik na den Dam om Sinaas Appelen te koopen,   asselijn, Spilp. 25 [1693].
Het sap van deez Appel-Sina, zal uw herstelde geest weer doen herleeven, asselijn, Kwakz. 15 [1692].
De Chinas-appelen, die voor dezen niet als van rijke en vermogende Luiden gegeeten plachten te worden, moeten nu hun tanden (t.w. van de dienstmaagden) ook al bezuuren,   s. de vries, Seven Duyvelen 2, 285.
Wel Marretje, van jou Cinaasappelen, en Citroenen, hebje ook al een klantje Aan myn Heer,   v. halmael 3ᴥ, 9.
Twee schootels met appelen Chinaas,   bernagie, Huwelyk Sl. 20.
Een kar met besneeuwde sinas-appels,   couperus, E. Vere 1, 37 [1889].
De sinaasappels in kwarten gesneden, Sapten om de monden naar frischheid gretig,   v. looy, Feesten 56.
Woordenboeken kunnen ook zalige leesboeken zijn.

Over de protestantse leesethiek en dyslexie

Vandaag zag ik onderstaan berichtje op een Nederlandse discussiegroep:

Beste collega,

Als u op een Nederlandse school werkt, wil ik u het volgende

vragen. Zou u me willen vertellen hoeveel boeken uw leerlingen

moeten lezen voor de lijst? Ik probeer een overzicht te krijgen

van de eisen die scholen in Nederland hanteren.

Mail het antwoord naar xxxx

Voorbeeld:

Barendslyceum Ede

Vwo 12

Havo 10

Mavo 8

Meer is niet nodig. Bedankt voor de moeite.

Ik had bijna de man in kwestie geantwoord, maar die heeft wellicht geen zin in bedenkingen vanuit het Vlaamse perspectief. Die wil gewoon statische gegevens aanleggen. De vraag is ook: wat is het nut van die gegevens? En ook: als er toch Nederlandse leerkrachten zijn die veel minder boeken opgeven dan het voorbeeld, zullen die niet durven reageren.

Cijfers

De leerplannen in Vlaanderen verplichten voor de sterkste jaren secundair onderwijs 3 tot 4 boeken per schooljaar, waarvan er nog eentje een dichtbundel en een toneelstuk kan zijn. Elke school of vakteam kan beslissen om meer te verplichten, maar dat komt nooit in de buurt van de aantallen in het voorbeeld hierboven. Met 12 boeken per schooljaar zit je toch aan een ratio van meer dan één per maand en ik vraag me echt af hoe jullie dat voor mekaar krijgen. Los van de tijd voor lectuur, moet er toch ook nog weerslag, verwerking van de lectuur gebeuren, zodat evaluatie mogelijk is. Anderzijds vind ik wel dat een jongere die op een jaar zoveel (hopelijk verscheiden) boeken leest bijna genoeg heeft bijgeleerd voor een jaar.

Copycat leesverslag

Ik vraag me ook af hoe dat dan getoetst wordt en of je met lijsten niet sowieso gekopieerde leesverslagen gaat krijgen. Daarom ben ik niet zo’n voorstander van verplichte lijsten, maar eerder van een dagelijkse, diverse, gefocuste leespraktijk (bijna) elke les. Vergeet niet dat zelfs de mensen die geen boek aanraken, nog steeds gigantisch meer lezen dan mensen 100 jaar geleden. Tekst is overal, zelfs je telefoon kun je niet meer bedienen zonder lezen (niet alleen cijfertjes), maar het is niet allemaal literatuur.

Dikwijls -en ook ik bezondig mij eraan- zijn taalleerkrachten teveel literatuurfreaks die van de hele bevolking verwachten dat zij dezelfde interesse vertonen. Het is waar dat iedere mens een hang heeft naar fictie en daar echt uit leert of dat probeert, maar we moeten niet vergeten dat het fictiemedium voor vele mensen niet meer tekst is, maar beeld. Soaps, series, films, dat zijn de narratieve fictiedragers voor de meeste mensen vandaag de dag. Waar ze zich aan spiegelen (ten onrechte meestal), waar ze mee wegdromen, en zelfs een simpele analyse van een soap kan in de klas een veelzeggende statement maken over “hoe wij onszelf zien”.

Vanuit dat oogpunt zie je hoe narrativiteit en fictie een echte impact op het leven van alledag kunnen hebben.