Onleesbaar? Tom Lanoye, Alles moet weg (1988)

LESMATERIAAL:

Hoewel het hier een literaire tekst betreft, is de literaire competentie niet wat hier geoefend en geëvalueerd wordt. Dit is een intensieve leesoefening die een volwassen moedertaalspreker zonder taalproblemen moet kunnen oplossen. Wel is er natuurlijk aandacht en concentratie vereist.

Gebruik van het woordenboek moet volgens mij bij elke taak voor Nederlands toegelaten worden, dus ook voor deze. Het betreft een korte tekst, dus tekst en vragen kunnen samen onaangekondigd als taak gegeven worden.

De manier om dit aan te pakken is de tekst in een keer door te lezen. Op die manier wennen de hersenen aan de aanpassingen en conventiedoorbrekingen die de tekst pleegt. Er ook ook een echte ervaring aan gekoppeld: onze hersenen kunnen veranderingen van conventies aan, als ze maar geleidelijk en duidelijk aangekondigd worden.

Verder is dit ook een oefening waar leerlingen met echte leesproblemen onmiddellijk in de problemen komen. Door een taak zoals deze, kan de leerkracht dit tijdig en objectief detecteren en de nodige remidiëring starten. Het is dan ook interessant om de leerlingen bij wie al leesproblemen werden vastgesteld toch te laten deelnemen. Indien het resultaat bar slecht is, wordt het natuurlijk niet doorverrekend, maar als het wel positief uitdraait, is dat toch een opsteker voor de leerling. Die leert zijn probleem minstens te relativeren.  Of een leerling die echt dyslexie heeft, op deze proef kan slagen, is nog een groot vraagteken, maar een aparte discussie.

The Liverbirds: the first all female rock band

Listening Comprehension: the Liverbirds (13 multiple choice questions):

Manon Uphoff, ‘Poep’ (1994)

Manon Uphoff ‘Poep’ op dbnl.org

Manon Uphoff op Wikipediahttps://www.manonuphoff.com/

Het lijkt aannemelijk te stellen dat als literatuur een fysieke reactie kan teweegbrengen bij de lezer, dat het literaire werk het hoogste bereikt dat het vermag. Ontroering, vertedering, weemoed, woede, … zorgen voor een reële literaire ervaring.

Dit werkstuk is om van te kotsen, maar dat was de exacte bedoeling van de auteur. De manier waarop het in dit verhaal gebeurt, is interessant, omdat het minstens het bovenstaande in vraag stelt.

Manon Uphoff

Wat valt er verder nog over dit verhaal te zeggen? Het centrale gegeven is hoe twee compleet tegengestelde personages, een man “die niet veel te besteden had” en een vrouw in die de mooiste villa aan de grachtengrondel bezit, op exact gelijke voet komen te staan. De arme man zou de bolussen opvreten om de villa te winnen, de vrouw om diezelfde villa te behouden.

De vraag die we als kritische lezer te beantwoorden wordt heel duidelijk gesteld door het vrouwelijke personage aan het eind van het verhaal: “waarom heb ik in godsnaam poep gegeten?” Om die vraag volledig te beantwoorden, kunnen we niet voorbijgaan aan het moment waarop de rijke vrouw de arme man het voorstel doet. Dit is het cataclystische moment dat alles in gang zet en veel moeilijker te begrijpen dat de keuze van arme stakker om de drollen aan te vallen, en zéker de keuze van de rijke dame om zijn poging te dwarsbomen door er zelf de tanden in te zetten.

Het verhaal cirkelt rond de keuze van de deensedoggendame om de weddenschap voor te stellen. Waarom doet ze dat? Het antwoord kan alleen maar zijn zielig vertier van iemand die alles heeft en er niet bij stilstaat. De vernedering van de arme stakker dat hij enkel maar een kamer huurt en zij een hele villa heeft, is voor haar niet voldoende. Zij wil zijn miserie tastbaar maken, er een vertoning van maken — om zich beter te voelen? Geen moment staat ze stil bij de mogelijkheid (door haarzelf geboden) dat het fortuin zich tegen haar zou keren.

Men zou kunnen betogen dat dit verhaal teert op een goedkoop sentiment: walging. Ook lijkt het verhaal uitgetekend in de heel simpele krijtlijnen arm/rijk, maar de aufhebung van deze twee in een gezamelijk strontvreetpartij die de verschillende sociale lagen nivelleert tot een algemene modus vivendi van de moderne mens, die stront zou eten voor eeuwige rijkdom. In het eeuwige leven geloven we al lang niet meer…

Louis Couperus, De Binocle (1920)

Een compacte en intrigerende inleiding op het werk Louis Couperus, maar ook een mooie illustratie van de fascinatie van Romantische auteurs met het irrationele. Tekst in PDF. Audio-opname in MP3. Kortfilm op Youtube.

Een compacte en intrigerende inleiding op het werk Louis Couperus, maar ook een mooie illustratie van de fascinatie van Romantische auteurs met het irrationele. Qua tijdskader past het verhaal historisch ook binnen het kader van de vroegmoderne, pyschologiserende literatuur, die zich bewust is van het werk van Sigmund Freud. Thematisch wordt in deze korte bespreking van Vrij Nederland uit 1942 (24/10) het belangrijkste mooi samengevat: