Manon Uphoff, ‘Poep’ (1994)

Manon Uphoff ‘Poep’ op dbnl.org

Manon Uphoff op Wikipediahttps://www.manonuphoff.com/

Het lijkt aannemelijk te stellen dat als literatuur een fysieke reactie kan teweegbrengen bij de lezer, dat het literaire werk het hoogste bereikt dat het vermag. Ontroering, vertedering, weemoed, woede, … zorgen voor een reële literaire ervaring.

Dit werkstuk is om van te kotsen, maar dat was de exacte bedoeling van de auteur. De manier waarop het in dit verhaal gebeurt, is interessant, omdat het minstens het bovenstaande in vraag stelt.

Manon Uphoff

Wat valt er verder nog over dit verhaal te zeggen? Het centrale gegeven is hoe twee compleet tegengestelde personages, een man “die niet veel te besteden had” en een vrouw in die de mooiste villa aan de grachtengrondel bezit, op exact gelijke voet komen te staan. De arme man zou de bolussen opvreten om de villa te winnen, de vrouw om diezelfde villa te behouden.

De vraag die we als kritische lezer te beantwoorden wordt heel duidelijk gesteld door het vrouwelijke personage aan het eind van het verhaal: “waarom heb ik in godsnaam poep gegeten?” Om die vraag volledig te beantwoorden, kunnen we niet voorbijgaan aan het moment waarop de rijke vrouw de arme man het voorstel doet. Dit is het cataclystische moment dat alles in gang zet en veel moeilijker te begrijpen dat de keuze van arme stakker om de drollen aan te vallen, en zéker de keuze van de rijke dame om zijn poging te dwarsbomen door er zelf de tanden in te zetten.

Het verhaal cirkelt rond de keuze van de deensedoggendame om de weddenschap voor te stellen. Waarom doet ze dat? Het antwoord kan alleen maar zijn zielig vertier van iemand die alles heeft en er niet bij stilstaat. De vernedering van de arme stakker dat hij enkel maar een kamer huurt en zij een hele villa heeft, is voor haar niet voldoende. Zij wil zijn miserie tastbaar maken, er een vertoning van maken — om zich beter te voelen? Geen moment staat ze stil bij de mogelijkheid (door haarzelf geboden) dat het fortuin zich tegen haar zou keren.

Men zou kunnen betogen dat dit verhaal teert op een goedkoop sentiment: walging. Ook lijkt het verhaal uitgetekend in de heel simpele krijtlijnen arm/rijk, maar de aufhebung van deze twee in een gezamelijk strontvreetpartij die de verschillende sociale lagen nivelleert tot een algemene modus vivendi van de moderne mens, die stront zou eten voor eeuwige rijkdom. In het eeuwige leven geloven we al lang niet meer…

Geertrui Daem, ‘Nietwaard’: de omgekeerde leugenaarsparadox

Geertrui Daem (Facebook)

Een hartverscheurende getuigenis van een zwaar mishandeld kind of problematische getuigenis van een getraumatiseerd, fabulerend slachtoffer?

Klassiek voorbeeld van de onbetrouwbare verteller. Enkel bij een herbeluistering van dit radioboek worden we er ons bewust van hoe problematisch deze getuigenis is: in de openingszin horen we al “volledigheid durf ik niet betrachten.” Verder is de hele getuigenis doorspekt met details die variëren van ongeloofwaardig (een 8 op het rapport voor twee nullen aanzien) tot onmogelijk (eieren bakken op roodgeslagen billen). De verteller zegt ons dat ze nu haar verhaal kan vertellen omdat mama Mia, de enige getuige van wat er met het gezin gebeurd is, overleden is. Dit kan alleen maar betekenen dat we niet het hele verhaal gehoord hebben.

Het is een omgekeerde leugenaars-paradox: naarmate we meer vernemen over Nietwaards vermeende mishandeling, wordt het duidelijk dat haar verhaal doorspekt is met leugens en verzinsels. Haar leugens en verzinsels ontkrachten haar verhaal misschien wel in alle details, maar zijn zelf een onmiskenbaar symptoom van haar reëel trauma, van welke aard dat ook mag zijn. De flagrante leugens zijn een product van haar trauma, maar wat dat trauma precies is, lijkt onmogelijk te achterhalen.

Dat er door het hoofdpersonage gefabuleerd wordt, is bij uitstek duidelijk door de bijna sprookjesachtige elementen in het verhaal: de oude wijze vrouw, het bolletje wol, de adoptie door mama Mia. Merk ook op dat dit luisterverhaal aansluit bij de eigenlijke moraal van sprookjes zoals Hans en Grietje: elk kind fantaseert wel eens dat het bij ‘andere ouders’ beter zou zijn, maar let op, voor je het weet kom je bij een heks terecht. De gruwelijkheid die op het randje van het komische lijkt te balanceren, is ook meer typisch voor de originele oude middeleeuwse volksverhalen.

Er valt in deze context ook iets te zeggen over de complexe dader-slachtofferdynamiek waarbij het slachtoffer dader wordt. Misschien niet van dezelfde soort daden, maar met andere sociopathische trekken (pathologisch liegen).

Louis Couperus, De Binocle (1920)

Een compacte en intrigerende inleiding op het werk Louis Couperus, maar ook een mooie illustratie van de fascinatie van Romantische auteurs met het irrationele. Tekst in PDF. Audio-opname in MP3. Kortfilm op Youtube.

Een compacte en intrigerende inleiding op het werk Louis Couperus, maar ook een mooie illustratie van de fascinatie van Romantische auteurs met het irrationele. Qua tijdskader past het verhaal historisch ook binnen het kader van de vroegmoderne, pyschologiserende literatuur, die zich bewust is van het werk van Sigmund Freud. Thematisch wordt in deze korte bespreking van Vrij Nederland uit 1942 (24/10) het belangrijkste mooi samengevat:

Erik Vlaminck – Het groot huisvuil en de buren

Het is met geen mensenverstand te begrijpen, mijnheer. Ze woont in een half open bebouwing, ze heeft ramen met dubbel glas, ze heeft een afwasmachine, ze heeft een droogkast van Miele. Ze heeft zelfs nen platten teevee…en toch heeft ze een depressie. Zoiets is toch niet te begrijpen!

Misschien wel het sterkste Vlaamse radioboek van de hele collectie van meer dan honderd verhalen. Vlaams in zijn setting en in de stugge, onverzettelijke geest van Streuveliaanse hoofdpersonage dat er maar niet in slaagt te begrijpen dat er ook andere perspectieven op het leven zijn dan de zijne.

Erik Vlaminck slaag er met een typische couleur locale sympathie te generen voor een uiterst onsympathiek personage. Door het perspectief van de hoofdpersoon als enige focalisatie te gebruiken, beleeft de luisteraar een mentale katharsis: we hebben het standpunt een onsympathiek en misschien zelfs crimineel personage beleefd. We zijn in zijn redeneringen meegegaan, omdat we geen andere informatiebron hadden.

De duizenden verhalen in je hoofd – Annelies Verbeke ‘Het bestaat’

Annelies Verbeke

Wellicht heeft alle literatuur die erin slaagt mensen te treffen een autobiografisch aspect.

Lyndsey leeft enkel in haar hoofd: haar leven is enkel draagbaar omdat ze zichzelf telkens opnieuw uitvindt in andere verhalen. Deze verhalen staan niet los van de realiteit: ze vinden hun oorsprong in de harde, saaie, eentonige realiteit van de supermarkt waar ze werkt.

Wat ben ik blij dat de schrijfster geen Lyndsey is geworden, niet in een supermarkt werkt en een aspect van haar eigen psychologie zo secuur ontleedt, dat we er allemaal iets van kunnen leren. Misschien was Annelies ooit ook een meisje met teveel verhalen in de kop, maar ze heeft er iets mee gedaan, is ermee naar buiten gekomen, in tegenstelling tot Lyndsey, die nog steeds zit te fantaseren aan kassa 4…