Het is in de normaalschool van Tienen [1926-1931], dat hij begint met het bestuderen van schedels en handschriften. Paul Bouts heeft naar eigen zeggen zo’n 10.000 schedels gemeten (met een craniometer), zijn broer [dokter Kamiel Bouts] en neef [priester Benoît Bouts] nog eens 6.000. […] Schedel en geschrift moeten iets zeggen over karakter en aanleg van de persoon.
Professor Paul Bouts: een biografie, p.14-5
Begin mei 1944 arriveerde een commissie van Duitse studenten uit Berlijn. Zij studeerden ‘rassenkunde’ en moesten uitsluitsel geven over de twijfelgevallen. Zij moesten vaststellen of we wel of niet jood waren. Afgaande op de schedelmeting, de inplanting en kleur van het haar, de ogen, de neus, de manier waarop we ons draaiden, keerden en voorover bogen, beslisten zij over ons lot.
Regina Beer, KZ A 5148, EPO, Berchem 1992
Geconfronteerd met de frenologie in de steinerschool van Gent, kwamen bij mij spontaan de namen van J.K. Lavater (1741-1801) en F.J. Gall (1758-1828) op. Belangrijk is echter dat deze auteurs in een lange traditie staan die begint bij de Griek Pythagoras (ca. 575-500 v. Chr.), die ooit een leerling zou hebben buitengegooid omdat diens smoel hem een slecht karakter deed vermoeden. Ook Hippocrates van Kos (ca. 460 – 370 v. Chr.), vader van de geneeskunde en de (al eeuwen gedateerde) theorie van de 4 temperamenten die in de steinerscholen nog heilig zijn zit op deze weg. Zelfs de grote Aristoteles (384 – 324 v. Chr.) waagt zich in zijn Analytica ook aan uitspraken in deze orde. Belangrijk is enkel dat deze gedachte van uit de oudheid, doorheen middeleeuwen en renaissance tot in de 20ste eeuw verder leeft.
Een figuur die speciale aandacht verdient, is de Italiaan Cesare Lombroso (1835-1909), die op een nogal ongelukkige wijze aan de wieg stond van de criminologie. Hij is de eerste, maar zeker niet de laatste, die dacht de schedelkunde te kunnen toepassen om misdadigers te ontmaskeren, hij was er immers ook van overtuigd dat crimineel gedrag erfelijk was. Het was W.F. Hegel die al in zijn hoofdwerk Phänomenologie des Geistes, theoretische de vloer aanveegt met de frenologie door te stellen dat zij bewustzijn veronderstelt daar waar die nooit kan bestaan, namelijk in de materie. De groei van je schedel is geen gevolg van een bewustzijn dat iets creëert. Net zoals er geen betekenis zit in de bladeren op de grond.
Lombroso was maar een klein stapje verwijderd van de eugenetica van de nazi’s, hierboven uit eerste hand beschreven door de joods meisje van op dat moment 22 jaar.
Ook ik dacht dat we hieruit ondertussen wel allemaal geleerd hadden, maar groot was mijn onthutsing toen ik ontdekte dat er nog een Vlaamse pastoor tot in de jaren ’90 les gaf in de frenologie, grafologie en wel bijzonder toegespitst op de opvoeding van de jeugd. Deze man is Paul Bouts. De overeenkomsten tussen zijn werk en de frenogie zoals toegepast in de steinerschool zijn bevreemdend gelijkend – vooral door de combinatie met grafologie. Hoewel vrij onbekend, heeft hij zeker zijn sporen achtergelaten, op verschillende vlakken, maar daarnaast is hij steeds een fervent verdediger van de psychognomie, zoals hij zijn bezigheid zelf noemde.
Zelf-mythologisering lijkt alvast een karakterkenmerk van Bouts, die beweerde professor te zijn, maar eigenlijk professeur (leraar) was en zichzelf graag dokter in de (natuur!)geneeskunde liet noemen. Het korte biootje dat over hem verkocht wordt, dicht hem zelfs de titel van uitvinder toe, op gronde van een patentaanvraag uit 1933 voor embrayage automatique, notamment voor automobiles. Ondertussen werden er op de Amerikaanse markt al minstens 5 jaar auto’s met automatische transmissie verkocht – de eerste patenten dateren van 1921.
Hoewel er een wikipediapagina aan deze pastoor gewijd is (dat is hij wel), zal ik toch proberen in een aantal blogposts de beschikbare gegevens over P. Bouts samen te brengen.
Reacties zijn gesloten.