Natuurlijk heeft Filip Moons helemaal geen ongelijk als hij stelt dat klasgemiddelden niet alles zeggen over de prestatie van uw kind, maar een pleidooi voeren om het gewoon weg te laten en de ouders minder informatie te geven, is in dit informatietijdperk uiterst verdacht. Zijn nogal sofistisch argument tegen klasgemiddelden laat onmiddellijk zijn ware gelaat zien in de keuze van fictieve puntenreeksen.
We kunnen het spelletje dat Moons speelt, omkeren. Uw zoon of dochter komt thuis met 40%. Dat is gewoon slecht, daar heb je het klasgemiddelde toch niet voor nodig? Dat is correct: dit is een mogelijk hinderpaal voor het slagen in dit studiejaar, los van wat anderen gepresteerd hebben. Iemand die 55% haalt op een examen, heeft toch nooit iets te vieren? Dit is met de hakken over de sloot, daar hoeven we het gemiddelde niet voor te kennen.
Hier een echte puntenreeks voor Frans, 6 Humane Wetenschappen.
Het minste dat men kan zeggen is dat er iets misgelopen is in het pedagogisch proces. De vraag is nu waar het is fout gegaan. Zelfs de besten hebben 40% van de leerstof niet verwerkt?
Het klasgemiddelde zegt veel meer over de prestaties van de leerkracht i.v.m. het bijbrengen van vaardigheden en kennis. Natuurlijk hangt het resultaat ook af van de medewerking van de leerlingen, maar die hebben niet alles in de hand. De keuze van vraagstelling op het examen, de manier van examineren, het niveau van de opdrachten, zijn allemaal factoren die ook een impact kunnen hebben.
Als ik hier pleit voor het behouden van de gemiddelden op rapporten, is dat niet omdat het alles zegt over de prestaties van de leerling. Voor de positieve resultaten (+50%) is het wellicht compleet irrelevant, maar niet wanneer de leerling niet geslaagd is.
Wat de auteur ook niet lijkt te begrijpen is dat ouders wel weten dat resultaten enkel te vergelijken zijn tussen leerlingen die dezelfde lessen, dezelfde leerkracht en hetzelfde examen hebben gekregen. Zijn pleidooi dat de dochter die onder het gemiddelde scoort, misschien beter is dan de zoon die erboven zit, is voor iedereen nogal duidelijk. Alles hangt in Vlaanderen uiteindelijk van de leerkracht af.
Heel vreemd is ook de conclusie van Moons’ artikel: als je het gemiddelde dan toch wilt behouden, “vul het gemiddelde dan aan met informatie over spreiding, uitschieters,.. om een goed beeld te krijgen van de puntenverdeling.” Als spreiding van de scores belangrijk is om een goed beeld te krijgen van puntenverdeling, waarom raad men dit niet aan voor iedereen?
Hier lijkt het toch duidelijk een eerder politieke stellingname tegen N Va minister Weyts, dan een overdachte alternatieve benadering van het communiceren over de prestaties van de leerlingen. Moons’ politieke signatuur blijkt geen geheim. Hij zetelt dan ook in de ontwikkelingscommissie eindtermen wiskunde.
Het gemiddelde zegt lang niet alles, dus we geven best minder informatie? De enige reden dat scholen de gemiddelden willen weglaten, is om het flateren van leerkrachten te verdoezelen. Uiteindelijk is het altijd toch de leerkracht die verantwoordelijk is voor het leertraject.