Johan Bruyninckx (1974) studeerde Nederlands en Engels aan de KU Leuven (1996) en werkte in diverse jobs in copywriting, vertaling, eindredactie en customer support. Als leerkracht deed hij opdrachten in meer dan 30 verschillende scholen in Vlaanderen. Sinds 2010 publiceert is gratis volledige lessenpaketten op taalanderwijs.org
Connections, het nieuwe taalspel op de website van de New York Times, geeft je 16 woorden die je in 4 categorieën moet ordenen. Elk kwartet is te vatten onder een enkele beschrijving. Hieronder vind je een aantal voorbeelden, maar via de website kun je zelf oefeningen aanmaken, op het niveau van jouw leerlingen.
Connections, het nieuwe taalspel op de website van de New York Times, geeft je 16 woorden die je in 4 categorieën moet ordenen. Elk kwartet is te vatten onder een enkele beschrijving. Hieronder vind je een aantal voorbeelden, maar via de website kun je zelf oefeningen aanmaken, op het niveau van jouw leerlingen.
Een tekst omvat soms verschillende tekstsoorten: dit is een voorbeeld bij uitstek. Kritisch en diepgaand lezen vereisen niet altijd lange teksten. De quiz heeft enkel tot doel de leerlingen op de belangrijke tekstelement te focussen: is deze tekst nu een menu, gedicht of een gebed? Het heeft elementen van alle drie, maar wat is het hoofddoel van deze communicatie?
Probeer de quiz zelf: 15 onbestaande werkwoorden: wat is het correcte voltooid deelwoord?
Lerarenlink: lanceer zelf een quiz voor je leerlingen, of kopieer en pas hem aan
U ontving een briefing. Bent u nu gebrieft of gebriefd? Beiden zijn mogelijk correct, afhankelijk van wat u als de infinitief van dit werkwoord gebruikt. Voor sommigen is het woord helemaal vernederlandst en zij spreken over ‘iemand brieven’.
inf. briefen
stam: /bri:f-/
v.d.: gebrieft
inf. brieven
stam: /bri:v-/
v.d.: gebriefd
Verschillende Nederlandse woorden op basis van het Engelse ’to brief’
Deze quiz gaat over de spelling van onbestaande werkwoorden en het doel is een absolute beheersing van alle regelmatige werkwoorden. Een overgroot deel van de nieuwe werkwoorden zijn leenwoorden uit het Engels, net zoals briefen.
Hier de resultaten van zo’n 100 leerkrachten en zelfverklaarde taalnazi’s:
We zien nu duidelijk wat het moeilijkste aspect is: de omzetting van de stemhebbend ‘v’ en ‘z’ in laatste en voorlaatste positie…
De vanzelfsprekende kritiek zou zijn: waarom oefenen we werkwoorden die niet bestaan?
leerlingen kunnen niet teren op hun geheugen m.b.t. spelling, ze moeten de regels toepassen
moedertaalsprekers worden zich bewust van een taalgevoel: in het Nederlands gaat dit om stemloos- versus stemhebbendheid
het is niet ondenkbaar dat we nog veel meer Engelse leenwoorden gaan gebruiken, zeker in vaktaal. Met deze les zijn de leerlingen gewapend
De basisregels voor de VOLTOOID TEGENWOORDIGE TIJD zijn deze:
De stam krijg je door de -en van het werkwoord weg te halen
De stam is een fonetisch concept: laten -> /la:t/ met lange klank, maar het hangt af van de context hoe we die spellen.
Is de laatste letter van de stam stemloos (’t kofschip), dan krijgen we de stemloze uitgang -t; is de laatste letter stemhebbend, de stemhebbende uitgang -d
Let op: we schrijven nooit ‘v’ of ‘z’ in de laatste of voorlaatste positie: zweven – /zwe:v-/ – gezweefd; reizen – /reiz-/ – gereisd
Ik zou nooit meer de leerlingen 17de eeuwse literatuur voorschotelen zonder hen voor te bereiden met niet-literair Nederlands uit dezelfde periode. In dezelfde denktrant zouden leerlingen moeten voorbereid worden op 19de eeuwse literatuur met niet-literaire uitingen. Deze les probeert op dit vlak enkele aangrijpingspunten te bieden.
Alle krantenberichten in deze lessen zijn afkomstig van uit het digitale, online krantenarchief BelgicaPress.be van de KBR.be. Het is aan te raden een gratis account aan te maken, zo krijg je toegang tot de kranten na 1919. Voor Nederland, is er Delpher.nl, dat nog uitgebreider is en waarvoor geen account nodig is. Delpher biedt uiterst interessante mogelijkheden voor taalonderzoek op middelbare-schoolniveau.
Taalbeschouwing
In deel 1 bekijken we een aantal onbekende woorden in oude krantenberichten en komen samen tot het besef dat a) het woord semantische doorzichtig is; of b) dat de betekenis vervat zit in de context. Zo leren we elk woord dat we beheersen: door gebruik in realistische contexten. De enige uitzondering is de het vak Nederlands in Vlaanderen, waar leerlingen moeilijke woorden moeten leren alsof het een vreemde taal is. De inhoud van de les is ook geen woordenschat: het gaat er niet om die 19de eeuwse woorden te leren. Sterker nog: op het examen krijgen ze een andere tekst uit dezelfde periode. De les gaat over hoe in taal betekenis gegenereerd wordt.
In deel 2 bekijken we artikels met sleutelwoorden die we kennen, maar eigenlijk iets anders betekenen. Ook dit blijkt gewoon uit de context, na aandachtige lectuur. Eigenlijk is dit voor elke tekst het geval: de exacte betekenis van woorden wordt bepaald door de manier dat ze gebruikt worden in een tekst.
Deel 3 is een herhaling met kleine uitbreiding, met een stukje verrassende etymologie en aandacht voor Brussel als Vlaamse stad. We testen met een nieuwe tekst of de leerlingen een bepaalde zelfzekerheid ontwikkeld hebben bij het interpreteren van teksten.
Taalzuivering
Voor wie zich afvraagt waarom er zo lang gehamerd werd op grammatica en zinsbouw in het moedertaalonderwijs in Vlaanderen, vindt in de historische kranten het antwoord. Ze staan vol met grammaticale fouten, manke constructies en gallicismen. Het idee dat de kennis van het Nederlands achteruit gaat, is gewoon flauwe kul. Daartegenover staat dat de oude artikelen heel vaak grappig en heel persoonlijk aandoen… met een menselijkheid die in de moderne journalistiek compleet ontbreekt.
Het blijft een prachtig medium voor schrijfonderwijs: het herschrijven van een 19de eeuws artikel naar modern Nederlands is een mooie uitdaging en een goede oefening in taalzuivering voor Vlamingen.