Maak een Middeleeuwse Hypertext: Anna Bijns’ Verrassende Refereinen

Maak een laat-middeleeuwse tekst leesbaar links naar het Woordenboek der Nederlandse Taal te integreren in je tekst.

Ter voorbereiding van de lessen over de rederijkers, kwam ik tot het besef dat ik nog nooit Anna Bijns (1493-1575) gelezen had. Gelukkig is er dbnl.org waar een prachtige bloemlezing van prof. Herman Pleij beschikbaar is. Qua algemene inleiding op Anna Bijns, is zijn nawoord essentieel.

Het lesverloop (voorlopig ongetest) zie ik als volgt:

  • Inleidend: Leesproef: Wikipedia: Rederijkers
  • (Luisteroefening: korte inleiding over Anna Bijns en haar complexe verhouding tot de rederijkers, positie tijdens de reformatie, door prof. Veerle Fraeters. Waardevolle opname op het vlak van uitspraak, maar zwaar problematisch qua inhoud. Prof. Fraeters concludeert dat Anna Bijns niet zo past in deze tijd van verdraagzaamheid. Ook verhaalt ze de mythe dat Bijns’ uitgever wegens het uitgeven van de Lutherbijbel werd terechtgesteld, waarbij Wikipedia ons leert dat hier ondertussen serieuze kanttekeningen bij gemaakt kunnen worden.)
    • Spreken/Lezing ‘Het waar goed huwen, maar sorge is de plage’: ik lees het refrein één keer helemaal door, zonder woordverklaringen. Ik probeer er een performance van te maken zoals dit hoort bij rederijkerspoëzie: met gebaren en gepaste intonatie. De woordenschat van deze gedichten is vaak ook voor de tijd experimenteel. Ik probeer ook de leerlingen tijdens de lezing de stokregel aan te leren, d.w.z minstens te antwoorden met “maar sorge is de plage”
      • Woordverklaring eerste strofe: ik ga door de eerste strofe en toon de leerlingen via projectie, hoe ik elk woord heb opgezocht én gevonden in het WNT. Het was een persoonlijke revelatie, maar ik wist het al: de teksten van Bijns behoren tot het corpus van het WNT.
      • Opzoektaak met WNT: we lezen de tweede strofe. We stoppen bij elk moeilijk woord en de leerlingen zoeken in teams van 2 de betekenis op in het WNT
      • De leerlingen kiezen in groepjes van 2 een gedicht uit de bundel ’t Is Al Vrouwenwerk en maken een hypertekst van hun gedicht. Dat is een tekst waarin de woordverklaring minstens via een hyperlink naar het WNT gegeven wordt.
      • Schrijftaak: de leerlingen schrijven een interpretatie/hertaling/bewerking van het gedicht.

Hieronder mijn hypertekst:

Het resultaat van klassikaal werk:

De fictionaliserende mens: over herinnering en fictie

In het onderstaande fragment illustreert Herman Pleij op prachtige wijze het belang van fictie voor de mens. Zelfs wat we denken dat onze dierbaarste herinneringen zijn, is een verzameling van elementen die we hier en daar onbewust ontleend hebben, zodat het voor ons betekenisvol wordt.

Wat de romanschrijver op bewuste wijze doet, doen wij allemaal elke dag met onze herinneringen. We willen allemaal leven in een verhaaltje dat ergens toe leidt.

Lesverloop:

  1. Eerst wordt het onderwerp ingeleid
  2. Als schrijfoefening aan de leerlingen gevraagd hun eigen vroegste herinnering te noteren.
  3. Er wordt de leerlingen gevraagd hun vroegste herinnering voor te lezen.
  4. We beluisteren en bekijken het fragment met Herman Pleij (7min.)
  5. We proberen gezamelijk tot een conclusie op basis van het filmpje.
  6. De leerlingen proberen op basis van hun herinnering, toetspunten aan te geven: mensen die in de herinnering voorkomen, plaatsen die je opnieuw kunt bezoeken.
  7. De leerlingen proberen hun herinnering te toetsen en rapporteren later in de klas over hun bevindingen.

Hoorcollege: Herman Pleij over spektakel in de middeleeuwen

LESMATERIAAL:

Aanpak luisteroefening: er zijn twee mogelijke benaderingen. Ten eerste blind, een enkele beluistering terwijl het toegestaan is notitie te nemen; ten tweede open, met de vragen voor en tijdens het luisteren beschikbaar. We willen niet het kortermijngeheugen van de leerlingen testen, het gaat om een oefening in luisterverwerking. Gebruik van het woordenboek behoort zoals steeds, toegestaan te worden.

Niveau: dit is geen eenvoudige luistertekst, vooral ook door het tempo waaraan Pleij spreekt. Daartegenover staat dat het tweede deel heel beeldend en geanimeerd gebracht wordt; met eenzelfde spanning als de toeschouwers van de preek van Van Munster waarover hij spreekt. Door deze spanning en de illustraties, wordt het curciale begrip van de vanitas op basis van ervaring bijgebracht. Doelpubliek is toch 3e graad ASO.