Lesdoelen
- de leerlingen begrijpen hoe de vorm van de boodschap iets kan vertellen, los van de inhoud van de boodschap
- de leerlingen slagen erin extra-verbaal te communiceren
- de leerlingen kunnen de extra-verbalen kenmerken van een communicatiesituatie aanwijzen en duiden
- de leerlingen zijn bereid luidop te communiceren voor de klas
Lesmateriaal
- Flashkaartjes met rollen
- Een lokaal waar iedereen rechtstaand in de kring kan zitten
- kinderrijmpje: een basistekst waarvoor enige vereiste is dat hij enige lengte heeft en iedereen de tekst uit het hoofd kent
Lesverloop
1. Intro: de schijntoets
Zolang de regering het gebruik van aandachtsgas niet toelaat, gebruik ik steeds deze techniek om iedereen met volle aandacht bij de les te krijgen: schijntoetsen. Leerkracht vraagt de leerlingen een blad papier te nemen en hun naam te noteren. De opdracht: er volgen drie communicatiemomenten en de leerlingen moeten zoveel mogelijk informatie eruit proberen halen. Na het communicatiemoment stel je je telkens de vraag ‘wat weet ik nu meer dan ervoor’?
2. Communicatiemomenten
Hierna kiest de leerkracht een leerling uit en fluistert die de opdracht in het oor. De opdracht is “Draag het gedicht ‘Klein Klein Kleutertje’ voor.” Dat is het communicatiemoment en dit wordt nog tweemaal herhaald en deze momenten worden duidelijk aan- en afgekondigd. De leerlingen in de klas noteren voor de drie momenten de nieuwe informatie, of proberen dat, want ze zullen verbaasd reageren – dat is toch drie keer hetzelfde.
Natuurlijk is er een massa aan informatie te rapen. Vooreerst over de sprekers: hoe ze de opdracht uitvoeren geeft ons veel informatie over henzelf. Misschien krijgen we ook informatie door van de tweede over zijn verbazing dat de opdracht hetzelfde is, maar zelfs die reactie zal niet dezelfde zijn als de derde. Allemaal specifieke informatie (over de personen) die niet tot de inhoud van de boodschap behoort. Het is de bedoeling dat de leerlingen op dit punt van besef komen.
3. Groepswerk met overleg: schijnspieken bij de schijntoets
Eigenlijk is het mogelijk deze informatie te noteren in 5min als je weet waar het over gaat, dus niet te lang laten zoeken. Leerlingen verplichten iets te noteren en hun blad om te draaien. Dan kunnen ze een tweede keer antwoorden na met elkaar overlegd te hebben in groepjes van 4 ofzo. Van zodra bij een groepje het correcte antwoord begint te dagen, kun je aan afronden beginnen denken en de blaadjes binnenhalen. Â In de spanning die dan ontstaat gaat er misschien nog tussen groepjes gecommuniceerd worden. Dat is belangrijk en integraal deel van het leerproces (peer-to-peer learning). Rustig laten doorzeggen door klasgenoten, maar wel individuele antwoorden eisen.
4. Schijncorrectie van de Schijntoets
De correcte antwoorden zou ik laten meedelen door een groepje dat het antwoord niet zelf gevonden of zelfs gehoord had. Die moeten dan 1min samenzitten met zij die het antwoord wel wisten om het uit te leggen. Daarna herhalen ze wat ze net begrepen hebben voor de hele klas en volgt een uitgebreide bespreking.
5. Dramaoefening
Ik ben er zeker van dat op dit punt zelfs in de beste klassen nog leerlingen zullen zitten die communiceren met vorm nog niet echt vanuit zichzelf begrijpen. Daarom volgt hier nog een leuke, praktische oefening. De leerkracht heeft flitskaartjes gemaakt met daarop opdrachten. Breng het gedicht alsof je x of y bent.
- net de lotto gewonnen
- drilsergeant in het leger
- directeur van de school
- je konijn is net gestorven
- je moet dringend naar het toilet
- Michael Jackson
- beetje nichterige nicht
- een undercoveragent
- de slechte uit een cowboyfilm
- …
Het is belangrijk na elke geraden figuur een korte nabespreking te doen en te overlopen welke kenmerken duidelijk maakten om wie het ging en wat voor kenmerken dat zijn (gestiek, uitspraak, stopwoorden, gedrag, taal…). Hier wordt ook duidelijk dat extra-verbale aspecten in groepen thuis te brengen zijn.
6. Omkering van de oefening: leerlingen maken zelf opdrachtkaartjes
Indien er nog tijd rest kan het spel omgekeerd worden en kunnen de leerlingen in groepjes zelf opdrachten verzinnen en op kaartjes schrijven. Dit is niet vanzelfsprekend, omdat het niet te makkelijk en te moeilijk moet zijn. Wanneer het hier misloopt, is dat helemaal niet erg, maar loont het zeker de moeite om stil te staan waarom het niet geraden werd. Het moet een algemeen bekend gegeven zijn, of een bekend persoon.
7. Geen spelletje, maar opstap naar literatuur
Dit lijkt een leuk spelletje voor in de klas, maar is het niet. Eens de leerlingen de materie begrepen hebben, heeft het geen nut deze oefeningen nog te doen, al zullen ze er misschien om smeken. Het is dan de uitdaging om een gelijkaardige, even leuke les te bouwen die op deze kennis verderwerkt. Ik denk dan aan lessen over ‘personages’ en die kunnen heel makkelijk met drama geïntegreerd worden. Veel gemakkelijker dan andere literatuurconcepten zoals thema of symboliek.
8. De stap naar ervaringsgerichte literatuurtheorie
Het is moeilijk om in het secundair begrip van het literaire op zich toe te werken en misschien is het zelfs niet wensbaar, maar ik ben toch geneigd om dit wel te doen. Literatuur communiceert altijd via de vorm (niet de directe inhoud) en omdat er geen vaste code is voor vormelementen, is literatuur in wezen altijd pluriform in beleving. Door deze vormcommunicatie terug te plooien op de inhoud en zo een dubbele suggestie te creëren. Onderstaande bewerking is niet ongenietbaar voor een snelle oefening:
Mijne heren kleutertjes!
Wat doen jullie toch in mijn hof!
Jullie plukken er al de bloemekes af, nietwaar?
Jullie maken het veel te grof, ahum.
Mamaatje die zal kijven, nietwaar?
Papaatje die zal ahum, slaan, nietwaar?
Mijn heren kleine kleuters, ga hier maar gauw vandaan.
(Of ge moogt een woensdagnamiddag komen, nietwaar?)
(…is overduidelijk De Lou, de perfect van mijn middelbare school. Geen priester meer, maar de volgende directeur was toch De Mozes, een godsdienstleerkracht die zijn baard niet gestolen had. Dan zwijg ik nog over De Lorre, een leerkracht Frans met en Alfa coupé, dito haar, Bordeline en een psychotisch fascinatie voor Adamo waarmee hij het tot in de Franse versie van “Wedden dat…” schopte…)
Als er zoiets kan bestaan als relevant ervaringsgericht literatuur- en taalonderwijs dan kan het de component van het zelf doen niet links laten liggen. Dat is meestal niet zo moeilijk te realiseren als literatuur ontdaan wordt van haar hemels aureool en gezien wordt als iets kneedbaars, iets magisch maar toch alledaags.