Het strookt niet met de feiten te beweren dat de ch “gewoon een andere schrijfwijze van de g is”, zoals vaak beweerd wordt. (wikipedia.nl)
Hoe moeilijk de Nederlandse spelling op het eerste zicht mag lijken, hij is dat niet. Er is immers een fundamentele eerste basisregel: schrijf zoals je spreekt. Elke spellingsregel die hierna komt is een uitzondering op deze basisregel. Om die basisregel toe te passen moet je wel de afspraken kennen: welke letters welke klanken symboliseren. Iemand die egt slegt spelt maakt een fout tegen de afspraken (ch-klank = ch), iemand die hont spelt kent simpelweg de eerste uitzondering niet, maar geeft een correcte weergave van de uitspraak. Het verschijnen van spellingen zoals ‘egt slegt’ wijst echter op een falend taalonderwijs: er worden al een aan jaren (decennia?) leerlingen afgeleverd die zich niet bewust zijn van het verschil tussen de klanken in charisma en gaan. De pedagogische keuze om dit verschil niet meer te onderwijzen, moet ontstaan zijn in Nederland, waar het verschil tussen g en ch begint te verdwijnen, werd integraal naar Vlaanderen geïmporteerd zodat de jongeren die vanuit hun moedertaal het verschil tussen ch en g maar al te goed kennen, er niet meer op getraind worden. Kinderen (in de Nederlandse randstad en in delen van West-Vlaanderen) die het verschil ch/g niet machtig zijn, zouden in het kader van standaardtaalonderwijs hierin geoefend moeten worden, net zoals anderen moeten leren zeggen “de schat bestaat uit parels en goud” i.p.v “de schat bestoot ut porels en gaat”. Op een dieper niveau is dit een pleidooi voor meer uitspraaktraining, of minstens fonetisch bewustzijn, bij leerkrachten in opleiding.
Van taalfout tot jongerentaal
Met Google kun je veel: ook op beperkte schaal wetenschappelijk onderzoek doen. Je zoekt een woord op in verschillende spellingen en vergelijkt de resultaten. Als je de uitdrukking “echt slecht” zoek krijg je zo’n 440.000 resultaten. Als je daarbij de onjuiste variaties in beschouwing neemt, krijg je deze verdeling:
echt slecht | 440000 | 91,45% |
egt slecht | 31000 | 6,44% |
echt slegt | 1460 | 0,30% |
egt slegt | 8700 | 1,81% |
Totaal: | 481160 | 100,00% |
Het foutenpercentage (8,55%) is opmerkelijk hoog, maar helemaal niet zo verbazingwekkend als het verschil tussen de foute antwoorden onderling. De populariteit van ‘egt slecht’ toont aan dat het hier bijna over een modeverschijnsel gaat. Dit modeverschijnsel onder jongeren bestaat erin de afwijkende taal van de taalzwakke leerlingen te verheffen tot groepstaal. Jongerentaal is iets van alle tijden, maar nu meer dan vroeger ook iets van geschreven tekst. Iedereen, ook de jongeren, schrijven meer dan de generaties voor ons. Het is maar logisch dat zij zich tekstueel als jongeren willen kunnen manifesteren en dat gebeurt op verscheidene manieren: door het ontlenen van Engelse woorden, straattaal, afkortingen, maar ook manieren die uitschreeuwen “ik ben jong, ik weet wat hip is, ik hoor erbij!”. Op dit vlak zijn spellingen zoals ‘sgattig’ heel efficiënt – het is een fout die de oudere generaties zeker niet maken en je kunt jezelf er makkelijk mee onderscheiden.
Ook lijken eerste, voorlopige peilingen aan te tonen dat de problemen veel groter zijn bij de ch/g, dan bij de d/t. De verschillen zijn zelfs zo groot, dat het gebruik van g als trendy kan worden bestempeld, zoals hierboven al aangegeven.
Het enige belangrijk aan bovenstaande grafiek, is wellicht de kloof tussen de foutenpercentage onder 0,5% en de rest. Op z’n minst wordt duidelijk dat er procentueel veel meer fouten gemaakt worden tegen ch/g dat tegen d/t. Dat is op zich wel begrijpelijk, maar niet als we nader bekijken om welke fout het exact gaat.
Egt slegt nieuws… de juf weet het ook niet
De spelling egt is een onrustwekkende fout, want erger is dan hont of paart. Deze laatste fouten respecteren tenminste de absolute basisregel van de Nederlandse spelling: spel zoals je spreekt. Het Nederlands heeft het typische kenmerk van op het einde van een woord stemloos te worden en daarom verandert de geschreven eind -d in een [t] in de uitspraak. Om ‘hond’ goed te spellen moet je a) de klanken juist weergeven en b) een spellingsregel toepassen. De spelling egt daarentegen getuigt van een tekort aan kennis over welke letters voor welke klanken staan bij deze ‘velare’ (met het verhemelte geproduceerde) ‘fricatieven’ (schuurklanken). Je kunt de lucht langs je verhemelte laten schuren op twee manieren: met trillende stembanden (stemhebbend) of zonder (stemloos). Bij stemhebbende medeklinkers (b, d, g, v, z) kun je je stembanden voelen trillen als je je hand op je strottenhoofd legt. Het gaat dus over deze klanken:
- stemloze velare fricatief ch, fonetisch [X] zoals in charisma, lachen, juich maar ook in boog, zeug, zaag, enzoverder.
- stemhebbende velare fricatief g, fonetisch [g] zoals is gom, vragen. Deze klank kan niet op het einde van een woord voorkomen, daar word hij altijd stemloos (als ch uitgesproken)
Een woord zoals lach, is dus vergelijkbaar met kat en wip: we schrijven in alle deze woorden de letters die we horen. Hond en web zijn daarentegen woorden die je fout zult spellen als de regel van de stemloos wordende medeklinkers niet kent. In het onderwijs heet dit de verlengingsregel: woorden met eindigend op t, b of ch-klank, moet je verlengen om de correcte spelling te ontdekken.
- [hont] – honden [ho.nde], dus je schrijft hond
- [wep] – webben, [we.be] dus je schrijft web
- [weX] – wegen, [we:ge] dus je schrijf weg
In feit zijn echt en slecht makkelijke woorden, volledig transparant: je schrijft wat je hoort, als je het tenminste hoort en weet dat de stemloze variant als ch gespeld wordt. Logischer fouten zouden zijn “Goeidach noch allemaal, ik ben wech!” Nochtans wordt al gauw duidelijk dat de fout in de andere richting amper wordt gemaakt – vrijwel niemand schrijft goeiedag achteraan fout.
Het lijkt dus alsof de leerlingen niet meer geleerd wordt welke klanken bij welke letters horen. Dat vond ik zelf al een boude hypothese, maar ik kreeg geen tijd om eraan te twijfelen toen ik de bewijzen vond in het taalschrift van mijn dochter (3e leerjaar) en dit daarenboven bevestigd werd door de uitgeverij.
 De kloof tussen thuistaal en standaardtaal
Ik kan als Antwerpenaar wel hard roepen dat het onderscheid tussen ch en g wel duidelijk is, maar dit is niet voor iedereen het geval. Sommigen spreken zo:
- de chewonden ware chelukkich cheheel chezont
- de hewonde ware helukkig hegeel hezont
waar je in de standaardtaal de gewonde ware gelukkich geheel gezont zou verwachten. Het gaat hier om beperkte groepen van sprekers en fenomenen die zelfs binnen Nederland en binnen Vlaanderen op zich niet algemeen zijn. In de eerste zin horen we de familie Flodder en in de tweede een West-Vlaamse wielrennen. Ik kan hier voorlopig geen cijfer op plakken, maar het gaat hier duidelijk over een marginale groep. Toch is blijkbaar deze groep belangrijk genoeg voor de belangrijkste spellingsmethodes om hier rekening mee te houden.
Je mag de regel niet gebruiken, je moet uit het hoofd leren
Er wordt de leerlingen in Vlaanderen niet meer geleerd dat er een verschil is tussen de middenklanken van leggen en lachen. Er wordt van hen verwacht dat ze dit onderscheid met halfslachtige regeltjes de baas kunnen. Tijd voor Taal 3 (9 jaar) formuleert de regel zo:
Het gaat hier over woorden met de eindmedeklinkers van de woorden met g/ch. Kinderen worden hier verwacht zich te behelpen met de regel “meestal g, soms ch”. Terwijl de regel heel simpel is: schrijf als eindmedeklinker wat je hoort (in de stam van het woord! = verlengingsregel). Het is de g die soms als ch wordt uitgesproken, die voor problemen zorgt. Verder moet je ALTIJD -ch schrijven als je het hoort (in de stam) en -g als je het hoort (in de stam). Woorden met ch moet je onthouden?
- Groene = eind g (altijd ch uitgesproken)
- Oranje = eind ch
- Geel = hoorwoorden
- Blauw = verlengingsregel
De woorden woorden zondag, vandaag en omhoog zou ik op dit niveau (9j) nog niet aanbieden. Ze gehoorzamen de verlengingsregel, maar eerst moet er bij de leerlingen meer rond samenstellingen gewerkt worden.
- zondag – dag – dagen, dus met een g
- vandaag – dag (!) – dagen, dus met een g
- omhoog – hoog – hoge, dus met een g
Voor de andere woorden is hier de regel:
Als ge een woord tegenkomt met een ch-klank aan het eind, verlengt ge het woord om te horen of ge een g hoort. Ja, schrijf ze dan. Is het een woord dat je niet kunt verlengen, schrijf dan -ch. Op deze regel is welgeteld een uitzondering: nog. (cf. Van Dale, 12e uitgave, 1992, p.XXIX)
De regel van Tijd voor Taal is eens te meer verwarrend omdat hij stelt dat g de norm is, terwijl die klank aan het einde van een Nederlands woord nooit kan voorkomen. Eindmedeklinkers worden altijd stemloos op het einde van een woord. Daarom klinken liggen, leggen, eggen, troggen, ruggen, dragen, vragen soms net zoals zich, toch, pech, lach.
Als de juf dicteert [ik laX im bet met mein man] dan zijn er twee mogelijke spellingen:
- Ik lag [liggen] in bed met mijn man en toen hoorde ik plots glas breken.
- Ik lach [lachen] in bed met mijn man, want hij bakt er niks van.
Omdat het boek stelt “ch-spelling onthouden moeten worden”, wordt er de indruk gekweekt dat ch de afwijkende spelling is. Dat is niet zo: overal waar je ‘-ch’ ziet, lees je het als [X]. De andere klank, stemhebbende [g] die je aan het eind van een woord leest, wordt stemloos uitgesproken. Net zoals we ‘hond’ als [hont] uitspreken…
Er blijkt dus zelfs een verwarring te zijn bij de auteurs van de schoolboeken, hoewel toch verwacht mag worden dat die de linguïstische achtergrond kennen. Het verpletterende bewijs dat dit niet het geval is, is de te vinden in het veelgebruikt materiaal van Veilig leren lezen.
Foute klankkoppelingen van het begin: weg
In het eerste leerjaar kreeg mijn zoon deze schrijfoefening mee om thuis af te maken:
Schrijfoefening ‘weg’_1B_KHLeuven
De letters en klanken g/ch werden nog niet behandeld en er werd zelfs geen enkel woord aangeboden zoals web [wep] of hand [hant]. Het zou alleen maar verwarring stichten, want in deze fase is het belangrijkste dat de beginnende lezertjes goed leren welke letter bij welke klank hoort. Om dit proces niet verstoren worden zulke woorden, waarvoor je de verlengingsregel moet kunnen toepassen om ze correct te spellen, nog buiten beschouwing gelaten en terecht.
Deze les is een les over de letter w en het voorbeeldwoord had evengoed wol of wit kunnen zijn, maar onbewust wordt de fout hier ingelepeld: de letter g staat voor de ch-klank [X], want we zeggen wech [weX]. Voor alle andere letters vermijden de auteurs nauwkeurig de stemhebbende medeklinkers zoals b en d op het eind, maar voor hetzelfde probleem bij de g, zijn ze blind.
Ook het bijhorend leeslesje zorgt ervoor dat de kinderen gedrild zijn op de koppeling van de letter g met de uitspraak als ch. Het woord weg is eens te meer een vreemde keuze omdat de letter ‘g’ zelf niet is behandeld. Dat kun je zien aan de groene balk onderaan:
Hoe komt het woord dat in het lesje over de w terecht? Bovenstaand oefeningenblad toont aan dat wat in de handboeken staat, door leerkrachten klakkeloos overgenomen wordt. Leerlingen wordt dus aangeleerd: als je een ch hoort, moet je een g schrijven.
Conclusies
- Afwijkende medeklinkerspellingen komen veel vaker voor bij g/ch dan bij d/t of b/p.
- Het gebruik van g in de plaats van ch door jongeren heeft de proporties van een trend en kan effectief als jongerentaal beschouwd worden (sgattig, egt), zelfs onder Vlaamse jongeren die heel duidelijk het verschil kennen en horen.
- De oorsprong van deze linguïstisch onlogische fout, is een tekort (of afwezigheid) van instructie met betrekking tot de klanken [X] en [g]. Wellicht is het idee om deze instructie niet meer te bieden uit Nederland gekomen, waar het begrijpelijk is omdat de spreektaal het onderscheid neigt te vervagen.
- Het stoppen met instructie m.b.t. tot deze kwestie heeft nu zelfs tot een vicieuze cirkel geleid waarbij auteurs van leesonderichtboeken ch/g op een foute manier aanbieden.
Post-scriptum: alle beweringen over spellingsonderwijs die ik in dit artikel maak i.v.m. de spelling van de ch/g komen helemaal overeen met het argument dat door Erik Moonen gebracht wordt in zijn boek Dwaalspoor Dyslexie: hoe elk kind een vlotte lezer wordt (Standaard Uitgeverij, 2012) over het ganse spellingsonderwijs. Dat laatste is volgens mij niet terecht. Er wordt in de bekeken methodes wel gewerkt aan fonetische bewustzijn (welke klank staat voor welke letter?), behalve bij de g/ch. Bij de schrijfoefening voor de letter g, schrijft Moonen terecht:
Let erop dat /g/ stemhebbend klinkt en dus anders is dan de stemloze klank /ch/. Als u dat moeilijk vindt, moet u zelf eerst even oefenen met woorden als legde, knaagde, zaagde etc. De /d/ daarin wilt u niet als /t/ laten klinken en daardoor behoudt de /g/ de stem. Probeer vervolgens de /g/-klank te uit de woorden te isoleren. (Dwaalspoor Dyslexie, p.185)
Zelfs de ‘populaire’ internetencyclopedie Wikipedia, zet de puntjes op de i en zorgt ervoor dat niemand een echt excuus heeft voor deze fout:
Een belangrijke opmerking is dat deze fricatief in het Noord-Nederlands harder en dieper in de mond (uvulair, met de huig) ontstaat dan de zachtere Zuid-Nederlandse variant. Het strookt niet met de feiten te beweren dat de ch “gewoon een andere schrijfwijze van de g is”, zoals vaak beweerd wordt. De ch-klank is stemloos, terwijl de g stemhebbend is. (Wikipedia – fricatief)