Het pdf document bevat een stappenplan om je kind de basis te geven om een goed speller te worden. Het zijn oefeningen op aspecten die ingeoefend kunnen worden: de regels van de spelling. Wie niet van theorie houdt, kan onmiddellijk met de oefeningen beginnen (in rood in de pdf) en achteraf of bij vragen de theorie consulteren.
Heel veel woorden in de Nederlandse taal zijn niet aan regels gebonden. De enige reden dat je een woord als ‘choqueren’ correct kunt spellen, is dat je het woord al tegengekomen bent en de spelling gememoriseerd hebt. Er werd en wordt nog steeds in het onderwijs veel tijd verspild aan het van buiten leren van spellingen. Dit is tijdverlies: woorden die je niet actief zelf gebruikt, daarvan onthou je de spelling niet. Een dictee verandert hier niets aan.
Van het einde van de derde kleuterklas tot en met het tweede leerjaar (5-7j), moet er op de wetmatigheden geoefend worden. De naam van de methode verwijst naar drie woorden die aan typewoorden kunnen worden beschouwd. In de drie fases leren de kinderen eerst woorden zoals vos (bos, ham, sik, vel, kast, melk …) spellen. Het doel is bereikt als eender welk woord van dit type kan worden neergeschreven. Hiermee kan in de kleuterklas begonnen worden. De tweede stap zijn de woorden zoals hond (web, eg), die in spelling verschillen: we zeggen hont, wep, ech. De laatste stap is het inoefenen van de medeklinker verdubbeling (zaken – zakken).
Reacties, opmerkingen en verbeteringen zijn altijd welkom op info at taalanderwijs dot org.
Het achterliggend verhaal ligt dan ook voor de hand: peper was al tijdens de middeleeuwen bekend, maar heel zeldzaam. Verder was het vrijwel het enige bekende uitheemse kruid en moest over land geïmporteerd worden. Door de opkomst van het Ottomaanse Rijk was de doorgang over land niet meer veilig en dat is in feite de initiële motivatie voor de ontdekkingsreizen: peper halen over zee i.p.v. over land. De V.O.C. is ook niet opgericht om koffie of zelfs opium te verhandelen (dat kwam er later bij), maar aanvankelijk lag de interesse bij peper. Peper was licht en duur, dus perfect om te verhandelen. Dat de handel in peper zeer winstgevend was, zie je aan bovenstaande toponymie: elke Peperstraat bevindt zich op de ‘duurste’, centraalste locatie van de stad.
Toen ik onlangs een tijdlang in Vilvoorde vertoefde, viel het mij op dat ook daar er een Peperstraat is die uitgeeft op de Grote Markt. Wat dit soort van onderzoek met Google Earth of Google Maps op het vlak van naamkunde in een les Nederlands kan betekenen, hoeft geen betoog.
Peperstraat, Vilvoorde
En als er meerdere markten zijn, vind je de Peperstraat bij de belangrijkste kerk. In Tienen loop hij langs het stadhuis…
Peperstraat, Tienen
In Antwerpen is er geen Peperstraat, vreemd genoeg, maar daar is zoveel herbouwd, dat die wel eens verdwenen kan zijn. Nog een paar voorbeelden:
Peperstraat, Brussel
Het achterliggend verhaal ligt dan ook voor de hand: peper was al tijdens de middeleeuwen bekend, maar heel zeldzaam. Verder was het vrijwel het enige bekende uitheemse kruid en moest over land geïmporteerd worden. Door de opkomst van het Ottomaanse Rijk was de doorgang over land niet meer veilig en dat is in feite de initiële motivatie voor de ontdekkingsreizen: peper halen over zee i.p.v. over land. De V.O.C. is ook niet opgericht om koffie of zelfs opium te verhandelen (dat kwam er later bij), maar aanvankelijk lag de interesse bij peper. Peper was licht en duur, dus perfect om te verhandelen. Dat de handel in peper zeer winstgevend was, zie je aan bovenstaande toponymie: elke Peperstraat bevindt zich op de ‘duurste’, centraalste locatie van de stad. Van het spreekwoord leerden we al dat peper duur was, maar dat is toch nog niet hetzelfde als op straat zien dat hoe winstgevend die handel en hoe populair de peper was.
De Peperstraat is een zijstraat van de Poelestraat midden in het centrum van Groningen.
Voor de naam bestaan twee verklaringen. De eerste is dat de naam komt van de specerij. In de straat zaten veel paardenhandelaren en die zouden zich hebben laten betalen met zakjes van het destijds zeer dure peper. De andere verklaring gaat uit van peper als de volksnaam voor de mattenbiesplant. In die verklaring zou de straat historisch plaats hebben geboden aan stoelenmatters en mandenvlechters.
Allemaal larie, natuurlijk: als je de kaart van Groningen bekijkt, zie je dat die ter hoogte van de Sint Martinikerk ligt. Niet direct aan de Grote Markt, maar misschien is die zelfs verschoven… zeker en vast was dit niet de buurt van de stoelenmatters.
Zoals we evenmin in de klas zijn om Nederlands te leren als taal (de meeste leerlingen zijn moedertaalsprekers), zal het in deze lessen gaan over het aanleren van het Bargoens zelf. Allereerst omdat ‘het Bargoens’ natuurlijk niet bestaat en het een verzamelnaam is voor een subtaal die overal sterk regionaal gekleurd is. Het Bargoens van Brussel lijkt in niets op het Bargoens van Amsterdam. Ten tweede natuurlijk, maar het moet gezegd worden, omdat het leren van een Bargoens geen enkele directe relevantie heeft voor de leerlingen.
Dit laatste is belangrijk, omdat lessen over subtalen al lang gegeven worden, maar de toetsing steeds gebeurt door doodweg woordenschat te leren. Op het examen wordt dit dan: wat betekent dit Bargoense woord. Dit is volgens mij dus niet gerechtvaardigd.
De taak bestaat uit twee delen: een leestaak, die wat achtergrond geeft over onderzoek naar Bargoens en daarom onrechtstreeks over de methoden van taalkundig onderzoek; en een oefening die onder taalbeschouwing zou moeten geëvalueerd worden.
In deze laatste taak moeten de leerlingen zich een nieuwe code op beperkte manier meester worden en in de code werken: omzetten of vertalen hoort erbij maar ook denkprocessen op gang brengen die hen in deze nieuwe code te werken. Het Bargoens zullen de leerlingen nooit meer gebruiken of tegenkomen, maar hun professioneel leven zal veel meer dan vroeger bestaan in het leren van nieuwe vaktalen die bij werkplekken en -processen horen.
Ik denk niet dat Nederlandse kranten het moesten proberen – ze zouden onmiddellijk aangepakt worden als hautain en arrogant. “We hebben de krant niet nodig om onze eigen taal te leren!”
Let ook op de duidelijke fouten in de cartoons op de cover. Zo wordt het deeltje ‘Grammaticale struikelstenen’ geïllustreerd door een jongetje dat ‘gramatica’ op het bord schrijft. Deze fout heeft helemaal niets met grammatica te maken, enkel met spellingsafspraken – niet met de regels van de taal. Een voorbeeld van een grammaticafout vind je op de cover van de bijlage over spelling: “Ik aanbidt mijn leraar” is een grammaticale fout, ‘aanbidt’ is enkel een foute spelling in deze grammaticale context. Blijkbaar heeft de redactie die de prentjes op de boekjes geplakt heeft, toch niet de taalkundige achtergrond die je mag verwachten bij een kwaliteitskrant.
Qua bruikbaarheid in de klas moeten ook niet onmiddellijk een gat in de lucht springen, hetzij i.v.m. de titelkeuze van de enige relevante bijlage van de vijf: De geheimen van het Nederlands. Aan de fout in deze illustratie ‘de taal der Nederlanden’, die een geografisch-linguïstische eenheid veronderstelt en daarbij in de eerste plaats het Fries, maar ook andere talen doodzwijgt, gaan we hier maar snel voorbij.
Eigenlijk behoorde de titel van dit laatste deel te zijn: Wat iedereen over taal moet weten om een beter en verdraagzamer mens te worden. Na een heel curriculum Nederlands in het secundair onderwijs behoren mensen toch een aantal zaken te weten de taal in het algemeen en hun moedertaal in het bijzonder. Deze staan in dit bundeltje mooi samengevat en aanschouwelijk geïllustreerd. Een mini-inleiding in de moderne taalkunde, zonder poespas of oude filologische mythes.
Een meisje dat tegen haar baas roept dat hij “gerust haar stijve kut over zijn natte pik kan wringen” gooit hoge ogen en lijkt weinig complexen te kennen. De (mannelijke) lezer wordt dan ook bijna letterlijk het verhaal ingezogen, al vermoedt hij dat er uiteindelijk toch weer niets zal gebeuren. Binnen het verhaal zelf, is het exact dezelfde dynamiek die de orde van de dag uitmaakt.
Hoewel Giphart in Nederland al jaren een favoriet bij de jongeren is -en dat is volledig terecht-, is blijft hij in Vlaanderen vrijwel ongelezen in de scholen. Aan de oppervlakte zijn er natuurlijk duidelijke redenen aan te wijzen, voor alles het uitermate expliciete en vulgaire taalgebruik. Als er niemand dit als een probleem ziet, zal ik een andere excuus moeten verzinnen om dit verhaal te verantwoorden.
Ten eerste thematiseert dit taalgebruik de gehypte seksuele spanningen in het verhaal en een modern kick-craven hedonisme wat wordt beschreven vanuit een personage die daar geen vragen bij stelt. Tegen de achtergrond van een desolaat, ronduit vervelend eiland, drijft het verhaal op kicks van obsceniteiten, xtc, alcohol, provocatie en seks.
Ten tweede is het verhaal relevant en actueel omdat het getrouw de complexiteit van moderne heteroseksuele relaties weergeeft. In een zo sterk visueel ingestelde en gemediatiseerde maatschappij kan het niet anders of de beelden van ‘man’ en ‘vrouw’ worden door de media beïnvloed. Mijn gedragingen als man (wat ik denk dat een man moet zijn) worden beïnvloed door beelden buiten mij die andere doelen hebben dan mij zelfkennis verschaffen, namelijk: producten verkopen. Zijn we gewend zoveel film/video te kijken dat we onzelf ook zien als acteurs in een film?
Een derde punt is dominantiestrijd tussen de seksen, die in dit stuk op heel verfijnde wijze wordt gespeeld. Het lijkt wel een spelletje van ‘jezelf niet te laten kennen’, alles doen om het blauwtje te vermijden. Of als we een blauwtje riskeren te lopen, is het minder erg als we ons voordoen als iemand anders. Onoprechtheid als een schild, een manier van jezelf buitenspel te lopen maar toch nog het spel te beïnvloeden. Nergens is er toenadering, want er is niemand die zich kwetsbaar opstelt.
Misschien publiceer ik later nog een paar opmerking rond dit verhaal in artikelvorm. Zonder de lectuur van het verhaal zullen bovenstaande opmerkingen sowieso weinig zeggen, maar volgens mij biedt dit stuk genoeg stof ter discussie om nog meer dan een les aan te spenderen achteraf.