Vier gedichten, vier dichters: Jan Hanlo, Willem Wilmink, Bas Rompa en Herman Pieter de Boer.
Simpele meerkeuzevragen over thema, metrum, woordgebruik, perspectief, tekstsoorten.
experimenten in taalonderwijs
Vier gedichten, vier dichters: Jan Hanlo, Willem Wilmink, Bas Rompa en Herman Pieter de Boer.
Simpele meerkeuzevragen over thema, metrum, woordgebruik, perspectief, tekstsoorten.
Probeer de interactieve Quizizz lessen uit:
PDF werkbladen:
Ik zou nooit meer de leerlingen 17de eeuwse literatuur voorschotelen zonder hen voor te bereiden met niet-literair Nederlands uit dezelfde periode. In dezelfde denktrant zouden leerlingen moeten voorbereid worden op 19de eeuwse literatuur met niet-literaire uitingen. Deze les probeert op dit vlak enkele aangrijpingspunten te bieden.
Alle krantenberichten in deze lessen zijn afkomstig van uit het digitale, online krantenarchief BelgicaPress.be van de KBR.be. Het is aan te raden een gratis account aan te maken, zo krijg je toegang tot de kranten na 1919. Voor Nederland, is er Delpher.nl, dat nog uitgebreider is en waarvoor geen account nodig is. Delpher biedt uiterst interessante mogelijkheden voor taalonderzoek op middelbare-schoolniveau.
In deel 1 bekijken we een aantal onbekende woorden in oude krantenberichten en komen samen tot het besef dat a) het woord semantische doorzichtig is; of b) dat de betekenis vervat zit in de context. Zo leren we elk woord dat we beheersen: door gebruik in realistische contexten. De enige uitzondering is de het vak Nederlands in Vlaanderen, waar leerlingen moeilijke woorden moeten leren alsof het een vreemde taal is. De inhoud van de les is ook geen woordenschat: het gaat er niet om die 19de eeuwse woorden te leren. Sterker nog: op het examen krijgen ze een andere tekst uit dezelfde periode. De les gaat over hoe in taal betekenis gegenereerd wordt.
In deel 2 bekijken we artikels met sleutelwoorden die we kennen, maar eigenlijk iets anders betekenen. Ook dit blijkt gewoon uit de context, na aandachtige lectuur. Eigenlijk is dit voor elke tekst het geval: de exacte betekenis van woorden wordt bepaald door de manier dat ze gebruikt worden in een tekst.
Deel 3 is een herhaling met kleine uitbreiding, met een stukje verrassende etymologie en aandacht voor Brussel als Vlaamse stad. We testen met een nieuwe tekst of de leerlingen een bepaalde zelfzekerheid ontwikkeld hebben bij het interpreteren van teksten.
Voor wie zich afvraagt waarom er zo lang gehamerd werd op grammatica en zinsbouw in het moedertaalonderwijs in Vlaanderen, vindt in de historische kranten het antwoord. Ze staan vol met grammaticale fouten, manke constructies en gallicismen. Het idee dat de kennis van het Nederlands achteruit gaat, is gewoon flauwe kul. Daartegenover staat dat de oude artikelen heel vaak grappig en heel persoonlijk aandoen… met een menselijkheid die in de moderne journalistiek compleet ontbreekt.
Het blijft een prachtig medium voor schrijfonderwijs: het herschrijven van een 19de eeuws artikel naar modern Nederlands is een mooie uitdaging en een goede oefening in taalzuivering voor Vlamingen.
LESMATERIAAL:
- Opstapje: Taal op de limiet (Google Slides)
- Tom Lanoye, ‘Vijfde brief aan Soo’, uit: Alles moet weg (1988)
- Quizizz: Testquiz – Teacher’s link
- PDF: Meerkeuzevragen, Tom Lanoye, ‘Vijfde Brief aan Soo’
- Scorebladen, Tom Lanoye in Openoffice (.ods) of Excel (.xls)
Hoewel het hier een literaire tekst betreft, is de literaire competentie niet wat hier geoefend en geëvalueerd wordt. Dit is een intensieve leesoefening die een volwassen moedertaalspreker zonder taalproblemen moet kunnen oplossen. Wel is er natuurlijk aandacht en concentratie vereist.
Gebruik van het woordenboek moet volgens mij bij elke taak voor Nederlands toegelaten worden, dus ook voor deze. Het betreft een korte tekst, dus tekst en vragen kunnen samen onaangekondigd als taak gegeven worden.
De manier om dit aan te pakken is de tekst in een keer door te lezen. Op die manier wennen de hersenen aan de aanpassingen en conventiedoorbrekingen die de tekst pleegt. Er ook ook een echte ervaring aan gekoppeld: onze hersenen kunnen veranderingen van conventies aan, als ze maar geleidelijk en duidelijk aangekondigd worden.
Verder is dit ook een oefening waar leerlingen met echte leesproblemen onmiddellijk in de problemen komen. Door een taak zoals deze, kan de leerkracht dit tijdig en objectief detecteren en de nodige remidiëring starten. Het is dan ook interessant om de leerlingen bij wie al leesproblemen werden vastgesteld toch te laten deelnemen. Indien het resultaat bar slecht is, wordt het natuurlijk niet doorverrekend, maar als het wel positief uitdraait, is dat toch een opsteker voor de leerling. Die leert zijn probleem minstens te relativeren. Of een leerling die echt dyslexie heeft, op deze proef kan slagen, is nog een groot vraagteken, maar een aparte discussie.
De leerlingen leren in deze les vaardigheden…
De leerlingen ontwikkelen kennis over…
Groepswerk lijkt aangewezen, maximaal 6 groepen. Hieronder heb ik 6 neologisme opgesomd die kunnen onderzocht worden. Ze bestaan allemaal uit één woord, wat het digitaal zoeken in het archief makkelijker maakt.
Demonstreer hoe de Delpher zoekmachine werkt en hoe je navigeert in de zoekresultaten, door voor de klas een woord zoals smurrie of oelewapper op te zoeken. De grafische weergave van de resultaten is essentieel om ze goed te interpreteren.
Taalkundig onderzoek hoeft niet heel complex te zijn en is eigenlijk veel meer gepast voor het middelbare onderwijs dan literatuuronderzoek. Het gebeurt vaak op basis van een corpus: een verzameling teksten die representatief moeten zijn voor een periode of gebied. Zulke corpora zijn tegenwoordig digitaal beschikbaar voor iedereen: een uitgelezen kans om taalkundig wetenschappelijk onderzoek te doen in de klas. In 1999 had auteur Ewoud Sanders nog een heel team nodig om voorbeelden te zoeken voor zijn boek Jemig de Pemig: de invloed van Kooten en Bie op het Nederlands. En dan nog zijn de voorbeelden meestal uit de periode van vroege digitale kranten (1992-1999). Hieronder toon ik onomstotelijk aan dat de regelneef na zijn tv-verschijning in 1977 onmiddellijk wordt opgenomen in de Nederlandse taal, dankzij het Delpher corpus.
We zouden ze kotenbiïsmen kunnen noemen…
Het belang van dit duo voor de Nederlandstalige comedy kan niet onderschat worden: met hun absurde humor zijn ze vergelijkbaar met Monty Python, maar zijn ze op veel directere wijze een maatschappijkritische stem, reed in de jaren ’70.
Het boekje Jemig de Pemig! De Invloed van Koot en Bie op de Nederlandse taal van Ewoud Sanders uit 1999 beweert niet alleen van Kooten en Bie dat ze nieuwe woorden in de Nederlandse taal geïntroduceerd hebben, er is zelfs een vrij uitgebreide lijst waaruit dit de meest verspreide zijn:
De lijst geeft zelfs data wanneer de neologismen in gebruik zouden zijn gekomen, nadat ze eerst gebruikt werden in Koot en Bies tv-programma.
Het boekje van Sanders moet het echter (geschreven in 1999) nog stellen met manueel opzoekwerk en bevat daarom bijna geen voorbeelden uit de media van voor 1990.
Dankzij de prachtige tekstdatabank Delpher kunnen we, samen met de leerlingen zelf onderzoek doen. Omdat deze databanken digitaal doorzoekbaar zijn op basis van trefwoorden, kunnen we op zoek naar deze neologismen. In België is er enkel de KBR.be, maar dit krantenarchief zeer beperkt (tot 1919).
Bij dit woord komen al bij een eerste probleem: er zitten een heleboel Spaanse teksten in de databank uit Nederlands-Indië. Die moeten we via de resultatenselectie links uitschakelen. Zelfs daarna moeten we kritisch omspringen met een woord dat in andere talen bestaat, maar de hypothese dat K&B de oorsprong zijn van de populariteit van dit woord sinds de jaren ’80, wordt al bevestigingen door de numerieke resultaten:
In de jaren ’70 slecht 4 resultaten, in de jaren ’80 bijna 200 — dat is een stijging van 100%. In de jaren ’90 blijkt dit gebruik van het woord positivo geconsolideerd: het heeft een vast plaats verworven in het Nederlands. Hier enkele voorbeelden:
Bij regelneef ervaren we een andere probleem: de zoekmachine geeft resultaten uit vroeg 19de eeuw, die geen echt treffers zijn: vaak wordt ‘regel — heeft’ onterecht als onze zoekterm herkend. Hier moeten we ook weer de resultaten beperken en uitgaan van een realistische tijdsperiode: dat is best na 1945. Als we echt veel regelneven uit 1945 vinden, kunnen we nog verschuiven.
Hierboven zien we alle gevonden krantenartikelen in lijstweergave. Links zien we gedeeltelijk al de distributie van de resultaten, maar deze zijn duidelijker in de grafische weergave:
Als een woord 2 keer per eeuw voorkomt, zoals voor regelneef in de 19de eeuw het geval is, kunnen we die buiten beschouwing laten. Het zijn false positives zoals deze uit 1918:
Als we ons dan richten op de jaren ’70 dan is het eerste artikel al een voltreffer: het artikel bevat zelfs een expliciete verwijzing van Van Kooten en De Bie:
Listening Comprehension: the Liverbirds (13 multiple choice questions):