Jovanka Steele – Kweepeercomplot

Quince on a fruit stand
Quince on a fruit stand by Markus Spiske is licensed under CC-CC0 1.0

Hoe gaan we in de klas om met taalvariatie binnen het Nederlands? Zelfs binnen het Vlaamse taalgebied is er steeds meer aandacht voor variatie: dan is vaak regionaal Nederlands, maar soms een soort van Internationaler Vlaams. Dus waarom niet een luisteroefening in Amerikaans Vlaams?

Audiofragmenten

Fragment 1: In LA gelooft men dat gratis appels giftig zijn

Fragment 2: En toen zei God: “Adam, kweeperen gebruik je alleen in taarten”

Fragment 3: Eén kweepeer is nutteloos

Fragment 4: Zitten alle Vlamingen in een kweeperencomplot?

Teksten

Opdrachten: luisteren en lezen

Probeer de test zelf uit:

Links voor leerkachten met Quizizz abonnement:

Werkbladen in PDF

Lesuitbreidingen

Praktische Communicatietheorie: 3 interactieve lessen

Probeer de interactieve Quizizz lessen zelf:

Cursustekst:

Lessen in PDF Werkbladen:


Het communicatieschema was lang een belangrijke topic in de eindtermen en leerplannen. Vaak werden hier oefeningen bij gemaakt die de originele theorie verwateren en daarom leiden tot discussies.

Nochtans is dit model een van de belangrijkste hulpmiddelen bewust en efficiënt taalgebruik. Zich bewust afvragen: wat wil ik met deze communicatie bereiken? wie is de ontvanger? welke code selecteert de juiste ontvanger? is het medium aangepast aan de communicatie? Dit lijken evidenties, maar op dit vlak gebeuren zovele fouten, binnen en buiten de school, dat het zeker extra aandacht verdient.

Een belangrijk aspect van deze lessen, is hun interactief karakter. Het is gedeeltelijk een presentatie (met massa’s visueel materiaal), maar om de paar slides is het aan de leerlingen om te laten zien dat ze het begrepen hebben. Quizziz laat de leerkracht toe op te volgen wie het niet begrepen heeft, of wie niet meewerkt.

Bert en Ernie demonstreren metalinguïstische communicatie
Advertentie uit 19e eeuwse krant
De klassieke tv-commercial uit de jaren 80: even direct en expliciet als de advertenties uit de 19e eeuw.
Herhaling in les 2: kennen de leerlingen de naam van Roman Jakobson nog?
Structuralisme: taal als differentieel systeem: het maakt niet uit welk verschil er is tussen lexicale elementen, maar er moet wel een verschil zijn.

Manon Uphoff, ‘Poep’ (1994)

Manon Uphoff ‘Poep’ op dbnl.org

Manon Uphoff op Wikipediahttps://www.manonuphoff.com/

Het lijkt aannemelijk te stellen dat als literatuur een fysieke reactie kan teweegbrengen bij de lezer, dat het literaire werk het hoogste bereikt dat het vermag. Ontroering, vertedering, weemoed, woede, … zorgen voor een reële literaire ervaring.

Dit werkstuk is om van te kotsen, maar dat was de exacte bedoeling van de auteur. De manier waarop het in dit verhaal gebeurt, is interessant, omdat het minstens het bovenstaande in vraag stelt.

Manon Uphoff

Wat valt er verder nog over dit verhaal te zeggen? Het centrale gegeven is hoe twee compleet tegengestelde personages, een man “die niet veel te besteden had” en een vrouw in die de mooiste villa aan de grachtengrondel bezit, op exact gelijke voet komen te staan. De arme man zou de bolussen opvreten om de villa te winnen, de vrouw om diezelfde villa te behouden.

De vraag die we als kritische lezer te beantwoorden wordt heel duidelijk gesteld door het vrouwelijke personage aan het eind van het verhaal: “waarom heb ik in godsnaam poep gegeten?” Om die vraag volledig te beantwoorden, kunnen we niet voorbijgaan aan het moment waarop de rijke vrouw de arme man het voorstel doet. Dit is het cataclystische moment dat alles in gang zet en veel moeilijker te begrijpen dat de keuze van arme stakker om de drollen aan te vallen, en zéker de keuze van de rijke dame om zijn poging te dwarsbomen door er zelf de tanden in te zetten.

Het verhaal cirkelt rond de keuze van de deensedoggendame om de weddenschap voor te stellen. Waarom doet ze dat? Het antwoord kan alleen maar zijn zielig vertier van iemand die alles heeft en er niet bij stilstaat. De vernedering van de arme stakker dat hij enkel maar een kamer huurt en zij een hele villa heeft, is voor haar niet voldoende. Zij wil zijn miserie tastbaar maken, er een vertoning van maken — om zich beter te voelen? Geen moment staat ze stil bij de mogelijkheid (door haarzelf geboden) dat het fortuin zich tegen haar zou keren.

Men zou kunnen betogen dat dit verhaal teert op een goedkoop sentiment: walging. Ook lijkt het verhaal uitgetekend in de heel simpele krijtlijnen arm/rijk, maar de aufhebung van deze twee in een gezamelijk strontvreetpartij die de verschillende sociale lagen nivelleert tot een algemene modus vivendi van de moderne mens, die stront zou eten voor eeuwige rijkdom. In het eeuwige leven geloven we al lang niet meer…

Geertrui Daem, ‘Nietwaard’: de omgekeerde leugenaarsparadox

Geertrui Daem (Facebook)

Een hartverscheurende getuigenis van een zwaar mishandeld kind of problematische getuigenis van een getraumatiseerd, fabulerend slachtoffer?

Klassiek voorbeeld van de onbetrouwbare verteller. Enkel bij een herbeluistering van dit radioboek worden we er ons bewust van hoe problematisch deze getuigenis is: in de openingszin horen we al “volledigheid durf ik niet betrachten.” Verder is de hele getuigenis doorspekt met details die variëren van ongeloofwaardig (een 8 op het rapport voor twee nullen aanzien) tot onmogelijk (eieren bakken op roodgeslagen billen). De verteller zegt ons dat ze nu haar verhaal kan vertellen omdat mama Mia, de enige getuige van wat er met het gezin gebeurd is, overleden is. Dit kan alleen maar betekenen dat we niet het hele verhaal gehoord hebben.

Het is een omgekeerde leugenaars-paradox: naarmate we meer vernemen over Nietwaards vermeende mishandeling, wordt het duidelijk dat haar verhaal doorspekt is met leugens en verzinsels. Haar leugens en verzinsels ontkrachten haar verhaal misschien wel in alle details, maar zijn zelf een onmiskenbaar symptoom van haar reëel trauma, van welke aard dat ook mag zijn. De flagrante leugens zijn een product van haar trauma, maar wat dat trauma precies is, lijkt onmogelijk te achterhalen.

Dat er door het hoofdpersonage gefabuleerd wordt, is bij uitstek duidelijk door de bijna sprookjesachtige elementen in het verhaal: de oude wijze vrouw, het bolletje wol, de adoptie door mama Mia. Merk ook op dat dit luisterverhaal aansluit bij de eigenlijke moraal van sprookjes zoals Hans en Grietje: elk kind fantaseert wel eens dat het bij ‘andere ouders’ beter zou zijn, maar let op, voor je het weet kom je bij een heks terecht. De gruwelijkheid die op het randje van het komische lijkt te balanceren, is ook meer typisch voor de originele oude middeleeuwse volksverhalen.

Er valt in deze context ook iets te zeggen over de complexe dader-slachtofferdynamiek waarbij het slachtoffer dader wordt. Misschien niet van dezelfde soort daden, maar met andere sociopathische trekken (pathologisch liegen).