The Liverbirds: the first all female rock band

Listening Comprehension: the Liverbirds (13 multiple choice questions):

Jan Van Gysen (1668-1722), wever en broodpoëet

Via het wijde web kwam mij de volgende prachtige gezette tekst toegedreven:

De close-reading oefening heeft voor de leerlingen wel enige inleiding of begeleiding nodig.

Een geannoteerde tekst in PDF vindt u hier:

  • ‘in Vreeden’: van onze jaartelling, sinds de geboorte van de verlosser leven we in vrede
  • sprokkelmaand: februari, een volksetymologie op basis van een Latijnse naam
  • UE.: Uedele, oude vorm van U, beleefde aanspreking
  • gebeeden: gevraagd, cf. D bitte, E I bid you farewell, NL bidden
  • Lange s
  • ‘nimmer schreef als op Maat’: enkel schreef op bestelling
  • woonden/betoonden: hypercorrectie van woonde, betoonde
  • de baar: cf. opbaren, draagberrie, E to bear
  • UE. Naam zal gelezen worden…: u bent uitgekozen om naar het kerkhof te komen

Route van de begrafenisstoet van de Egelantierstraat naar het Kartuizerklooster en kerkhof op Google Maps.

Portret van Jan Van Gysen

Kartuizerskerkhof ca. 1638, Amsterdam Beeldbank

De fictionaliserende mens: over herinnering en fictie

In het onderstaande fragment illustreert Herman Pleij op prachtige wijze het belang van fictie voor de mens. Zelfs wat we denken dat onze dierbaarste herinneringen zijn, is een verzameling van elementen die we hier en daar onbewust ontleend hebben, zodat het voor ons betekenisvol wordt.

Wat de romanschrijver op bewuste wijze doet, doen wij allemaal elke dag met onze herinneringen. We willen allemaal leven in een verhaaltje dat ergens toe leidt.

Lesverloop:

  1. Eerst wordt het onderwerp ingeleid
  2. Als schrijfoefening aan de leerlingen gevraagd hun eigen vroegste herinnering te noteren.
  3. Er wordt de leerlingen gevraagd hun vroegste herinnering voor te lezen.
  4. We beluisteren en bekijken het fragment met Herman Pleij (7min.)
  5. We proberen gezamelijk tot een conclusie op basis van het filmpje.
  6. De leerlingen proberen op basis van hun herinnering, toetspunten aan te geven: mensen die in de herinnering voorkomen, plaatsen die je opnieuw kunt bezoeken.
  7. De leerlingen proberen hun herinnering te toetsen en rapporteren later in de klas over hun bevindingen.

De te trage dood van het koordschrift

We denken dat het onderwijs evolueert, maar op sommige vlakken is er duidelijk een stagnatie van de orde als zouden alle pedagogen een herseninfarct gekregen hebben. Dat hebben ze natuurlijk niet echt, pedagogen hebben simpelweg amper nog invloed op het leerproces, zeker in vergelijking met 50 jaar geleden.

ernestclaesDe jaren ’50

Mijn vader leerde in 1947 aanvankelijk schrijven met een griffel en een lei, later met pen en inktpot. Het geschrift dat werd aangeleerd was het koordschrift, want met die oude pennen kun je gewoon geen rechte hoeken maken. De linkshandigen werd aangeleerd rechts te schrijven, niet omdat God het verboden had, maar omdat links schrijven altijd voor vegen zorgde. Het koordschrift is de handleiding van de oude pen, die net iets beter was dan de ganzenveer: alles moet ronde vormen hebben anders verknoei je de pen/veer. Er was een reden voor het koordschrift. Schrijven was een kunst met zijn eigen meester: de klerk. Prachtig gevormd koordschrift dat we vaak zien in geboorteregisters, zijn het product van mensen die hier hun werk van maakten: mooi schrijven met de pen.

kalligrafieMijn moeder doorliep hetzelfde parcours in 1951, hoewel een jaar eerder een revolutie had plaatsgevonden: de lancering van de balpen door het Franse bedrijf Bic, maar uitgevonden door de Hongaar Lázlò Bíró:

Tijdens zijn werkzaamheden als journalist ergerde hij zich veelvuldig aan de tekortkomingen van de vulpen: hij moest hem regelmatig bijvullen, maakte er soms vlekken mee, en scheurde af en toe het papier. In 1938, tijdens een bezoek aan een drukkerij, viel het hem op dat drukinkt voor kranten veel sneller droogt dan de inkt van een vulpen, waardoor er geen vlekken ontstonden. Hij probeerde dezelfde inkt in een vulpen te gebruiken, hetgeen mislukte omdat de inkt een te hoge stroperigheid had en daardoor niet door de punt wilde vloeien. Samen met zijn broer Georg, een apotheker, ontwikkelde hij een nieuwe penpunt met daarin een kogeltje dat de inkt uit een patroon over het papier uitrolt, in plaats van dat de inkt uit zichzelf over het papier vloeit. Het kogeltje fungeerde tevens als afsluiter van het inktreservoir, waarmee werd voorkomen dat de inkt uitdroogde.

Mijn moeder, als lerares snit en naad, heb ik nooit met vulpen of inkt zien knoeien, die ontdekte al gauw de perfectie van balpen, stift enzoverder. Mijn vader, als landmeter, heeft tot het einde van zijn carrière met Chinese inkt gewerkt, wel met Rotring pennen, op kalkpapier, correcties met gilette mesje, belettering met lettermallen. Nogmaals: echte inkt, is vakmanschap. Iedere landmeter nu gebruikt natuurlijk de computer. Zouden die tijdens hun opleiding nog verplicht worden te werken met Chinese inkt? Natuurlijk niet. Zulke anomalieën zie je enkel in het basisonderwijs.

De jaren ’80

Ik heb in de klas mijn eerste letters geschreven met een balpen, niet met een griffel of potlood. Dit heeft verschillende voordelen: geen vegen, geen punten te slijpen en geen mogelijkheid om fouten te verbergen. Eens de basis onder de knie, moesten we met vulpen schrijven. Deze pennen waren niet vergelijkbaar met de pre-’50s pennen: ze hebben een vulling en ietwat rond punt, wat rechtere hoeken toelaat. Het begin met de balpen was bij de tijd, de introductie van de vulpen een anachronisme op dit moment. Het koordschrift was op dit moment zo relevant als de vulpen, eigenlijk dus niet.

parker_premier_deluxesilver_fpDe jaren ’10

Mijn kinderen leerde lezen door in de eerste fase een potlood te gebruiken en later een ‘pen’, al is dit geen echte pen of zelfs vulpen, maar een rollerpoint. Het koordschrift is dus al helemaal irrelevant geworden, maar erger is het feit dat de juffen zelfs niet meer weten wat een vulpen is en voorbijgaan aan het feit dat kinderen met deze rollerpoints kunnen beginnen schrijven vanaf 0. We blijven dus het geschrift gebruiken dan enkel zin heeft als je met de pennen van 75 jaar geleden schrijft.

stabiloDe toekomst

Het loont niet hier een betoog te houden voor klaviervaardigheid: als vanzelfsprekend schieten te scholen hier tekort. Ze durven gewoon de vraag naar de relevantie van hun eigen praktijk niet stellen. Ze doen echter gewoon maar wat ze willen, de kinderen blijven verplicht te gaan, het is alleen zo zonde van de tijd en erg dat de kinderen alle vaardigheden die een modern mens nodig heeft, buiten school moeten leren. De school tekent zijn eigen doodsvonnis op deze manier op vele vlakken, maar het is een slopende, trage dood…

Cursive Writing Is Obsolete; Schools Should Teach Programming Instead [Opinion]

http://www.usatoday.com/story/news/nation/2013/08/12/is-cursives-day-in-classroom-done/2642071/

http://nymag.com/daily/intelligencer/2013/08/conservatives-rally-to-defend-fancy-handwriting.html

http://www.theguardian.com/world/2015/jul/31/finnish-schools-phase-out-handwriting-classes-keyboard-skills-finland

Roald Dahls postmoderne verhalenmachine

Bij Shakespeare is de betekenis van het toneelstuk in het toneelstuk duidelijk: we zien acteurs die toeschouwers spelen. Misschien zijn we allen niet gewoon toeschouwers, maar ook acteurs in het toneelstuk van het leven. In ‘De verhalenmachine’ zien we hoe de lezer een personage wordt in het verhaal, een product van iemand anders’ (wereld)visie.

Primaire literatuur:

Secundaire literatuur:

Het leven is te kort: verlies geen tijd aan het lezen onderstaande opmerkingen niet als u het verhaal zelf niet gelezen hebt.

Inleiding

Het moet een van mijn leerkrachten in het lager onderwijs zijn geweest, die ons Sjakie en de Chocoladefabriek voorlas – we waren allemaal verkocht. Thuisgekomen holde ik naar de bieb en vond daar het meeste werk van Roald Dahl ontleend, maar kwam thuis met Het Wonderlijke Verhaal van Hendrik Meier. Alleen stiekem aan die kaars geraken om te oefenen, was niet evident, maar ik heb het gedaan en moest concluderen: helderziendheid bestaat niet. Twintig jaar later zag ik een magistrale bewerking van De Wereldkampioen door Pol Goossens. Hij had het op dat moment al ettelijke seizoenen gespeeld – maar de zaal ging plat. Mijn vader, die helemaal niet zo van theater en voorstelling houdt, was ook extatisch.

Roald Dahls fictie is fundamentele verhaalkracht. Je kunt moeilijke zinnen leren schrijven, geflipte beelden en metaforen verzinnen, op vertelkunde wordt je nog altijd op afgerekend door de lezer. Door kinderen, door mensen die niet uitpakken met ‘literatuur’, maar ook de uitgever die het manuscript van de beginnende schrijver naar de trash klikt.

Zijn invloed is niet te meten en in een cursus wereldliteratuur kan hij gewoon niet ontbreken omdat bijna iedereen hem als jonge adolescent zelf gelezen heeft. Dat geldt niet voor Shakespeare, niet voor de Maupassant, niet voor Tolstoy of Joyce. Voor de huidige generatie schrijvers is hij invloedrijker dan Dickens, met wie hij een beeldende, onomatopeïsche taal deelt. Als Dickens in Hard Times een personage opvoert dat Mr. Gradgrind heet, dan hoor je onmiddellijk aan de naam wat voor een ‘aangename’ leraar hij is…

‘De Verhalenmachine’

Adolf Knipe is een vrijgezel van middelbare leeftijd met een job als ingenieur bij een technisch bedrijf. Het bedrijf heeft net een succesproject voltooid, een automatische rekenmachine besteld door de regering, die vervolgens ook de voorpagina’s van de kranten haalt. Knipes baas is heel tevreden, maar Adolf zelf blijft onbewogen, zelfs als hij vakantie krijgt om eens goed uit te rusten. Hij aanvaard het voorstel, gaat naar huis, maar rust geen moment: elke seconde van zijn vakantie gebruikt Knipe om een machine te bouwen die, net zoals een calculator berekeningen kan maken, verhalen aan elkaar kan breien volgens de wetten van de narratologie (verhaalkunst) en de grammatica.

Terug op kantoor, blijkt Knipe energieker dan ooit: hij is vol enthousiasme over zijn nieuwe machine, veel meer nog dan over zijn eerste uitvinding, die de krant haalde. Vervolgens probeert hij zijn baas, Mr. Bohlen, te betrekken in zijn plan. Het is nu niet meer de baas die de werknemer aanstuurt, maar omgekeerd, met als uiteindelijke doel financieel winstbejag. Bohlen, die al verbaasd is dat er voor literatuur betaald wordt, begint zich voor het plan van Knipe te interesseren als hij de mogelijk winst ziet.

Adolf Knipe wil de literatuur automatiseren, mechaniseren, niet uit geldgewin, maar uit frustratie met zijn eigen mislukte schrijverschap. Hij wil de aantonen dat hij toch de grootste schrijver aller tijden is omdat hij heeft doorzien hoe literatuur werkt. Volgens zijn visie is elke verhaal volgense eenzelfde principe geschreven en is het belangrijkste element van de gepubliceerde literatuur sentiment. Literatuur is een massaproduct geworden. Dit is een belangrijke nuance: Adolf Knipe wil de literatuur niet vernietigen of bekritiseren met zijn machine, hij wil enkel succes. En hij kan de literatuur enkel maar mechaniseren omdat die al gemechaniseerd is: alle schrijvers respecteren dezelfde regels en normen en komen met een vergelijkbaar product. In de logica van het verhaal (en in de opvatting van Knipe) heeft de literatuur zichzelf al opgeheven.

En verhalen… ach… dat zijn ook producten, net als tapijten en stoelen, en het kan niemand iets schelen hoe je ze maakt, zolang je ze maar kunt leveren.  We zullen aan en gros gaan verkopen, Mr Bohlen! We zullen elke schrijver in het land doodconcurreren en de markt beheersen! (p.341)

Met een uitgebreide berekening komt Knipe samen met Bohlen tot de vaststelling dat er aan literatuur met een verhalenmachine nog veel meer te verdienen valt dat met andere koopwaar. Bovendien hangt er reputatie en roem aan vast als Bohlens naam aan een serie succesvolle verhalen kan worden gekoppeld. Hij blijft echter een statisch personage: hij was al hebberig en onbeschaafd, en blijft dat gewoon. Wel worden zijn lippen, in Dahls surrealistische beschrijvingen, steeds kleiner en paarser.

Letterlijke metaforen

Met Adolph Knipe is daarentegen iets vreemds aan de hand: vanaf het moment dat hij terugkomt van vakantie en het plan voor de verhalenmachine ontvouwt zijn er opmerkelijke veranderingen in zijn uiterlijk merkbaar: zijn oren en vooral zijn tanden schijnen te groeien (p.338 e.v.). Verandert de timide, menselijke, volgzame Knipe van aan het begin stilaan in een monster dat ook steeds vochtiger begint te spreken. Dit is ontegensprekelijk een beeld, ruw en absurd, dat heel kenmerkend is voor Dahls werk en in zijn jeugdboeken later volop zal worden uitgebuit. Het is moeilijk een term te verzinnen voor dit proces, maar ik zou toch letterlijke metafoor willen voorstellen, hoe pompeus het oog moge klinken. De lange oren zijn geen metafoor, ze zitten niet gewoon in de woorden van de verteller, maar in het fictieniveau. Dahl vraagt zich af: “hoe communiceer ik aan de lezer ‘Knipe wordt een monster?'”. Hij tekent er gewoon monstertanden bij, zonder zich af te vragen of dit bij het realiteitsniveau van het verhaal past. Dit is de reden dat zijn werk aanvankelijk door critici als ‘onbeholpen’ werd afgedaan, ruw, onbewerkt. Generaties lezers hebben ondertussen bewezen dat het werkt.

Nog een opmerking over Dahls verbeeldingstaal. Dikwijls zijn de schrijvers structurele inspiratiebronnen heel evidente en dagelijkse zaken. De machine die de verhalen produceert heeft een gaspedaal en hendels net zoals een auto. Op die manier stuur je het verhaal en met het pedaal bepaal je de zoveelheid passie. Wanneer Mr. Bohlen tijden een van de testritten met de verhalenmachine het gaspedaal niet spaart blijft het resultaat ook niet uit: “Dit is weerzinwekkend!” Yes sir, antwoordt Knipe, it’s perhaps a bit fruity. De hele verbeelding van dit probleem -hoe een machine uit te beelden die verhalen maakt- gaat volgens mij terug op de Engelse uitdrukking: to drive an argument/a story home (komaf maken met…, korten metten maken met…). Dit is letterlijk wat Knipe en Bohlen doen: ze rijden het verhaal naar het einde.

Persoonlijke afrekening of politieke allegorie?

Na mijn eerste lectuur in het verzameld werk van Dahl, ging ik koortsig op zoek naar een datum voor dit verhaal, wat ik op gevoel laat jaren ’60 of vroeg jaren ’70 dacht te kunnen situeren. ‘The Great Automatic Grammatizator’ werd gepubliceerd in in de bundel Someone like you uit 1953.

Van mislukt kunstenaar tot monopolist van de (literaire) wereld… niemand kan in dit verhaal de politieke onderlaag ontgaan zijn in de voornaam van de protagonist: Adolph. Diens achternaam heeft echter ook een opvallende overeenkomst met de uitgever die uiteindelijk Dahls verhalen zou publiceren.

Alfred A. Knopf (1892-1984), uitgever van o.a. Dahls bundel Someone Like You.

De achternaam Knipe draagt een vreemde gelijkenis met de naam van de uitgever van de bundel, de beroemde (joodse!) uitgever Alfred Knopf, maar de belangrijkste overeenkomst dat ze beiden literatuur verkopen zonder zelf te schrijven. Het is deze grond van overeenkomst die het interessant maakt. Wil Dahl hier subtiel te kennen geven dat dat Knopf een slechterik is? Dat zou nogal tegenstrijdig zijn: zonder Knopf zou het verhaal waarin deze kritiek geformuleerd staat niet eens gepubliceerd zijn. Het kan niet anders of de uitgever zag de grap ervan in… en had gevoel voor humor.

Maar er is meer aan de hand: ‘De verhalenmachine’ is het enige verhaal in de bundel dat niet eerder in tijdschrift is verschenen en voor het eerst verschijnt in deze bundel. In de prachtige en eindeloze reeks Tales of the Unexpected, leidt Dahl een verhaal uit deze bundel als volgt in:

Ik zou u moeten waarschuwen als u nog een van mijn verhalen gelezen hebt, dat sommige zaken nogal kunnen choqueren. Als ik een verhaal schrijf, dat ben ik bezeten van het idee dat ik de lezers aandacht elke seconde moet vasthouden, anders ben ik dood. (Roald Dahl, Tales of the Unexpected, 1979)

Het lijkt alsof dit verhaal is geschreven is met slechts een lezer in gedachten: Alfred Knopf, dit is bijna een sollicitatie. Dit is een verhaal geschreven om Knopf in het bijzonder te overtuigen. Het is ook belangrijk omdat deze naam het boek op niveau van de metafictie tilt: de realiteit (de uitgever in dit geval) buiten het boek, wordt deel van de fictie. We komen hier later op terug, wanneer we het einde bespreken. Bij Shakespeare is de betekenis van het toneelstuk in het toneelstuk duidelijk: we zien acteurs die toeschouwers spelen. Misschien zijn we allen niet gewoon toeschouwers, maar ook acteurs in het toneelstuk van het leven. In ‘De verhalenmachine’ zien we hoe de lezer een personage wordt in het verhaal, een product van iemand anders’ (wereld)visie.

In feite zijn er opvallende gelijkenissen tussen de schrijver en de politicus: beiden vertellen een verhaal dat ze trachten te verzilveren – in boekenverkoop of stemmen – en staan daarbij met elkaar in competitie. Wanneer we het verhaal als een politieke allegorie lezen, hebben we een hoofdpersonage Adolf, dat zijn eigen politieke verhaal niet kwijt geraakt, maar er el in slaagt met toestemming van andere politici en geautomatiseerd systeem op te zetten dat de mensen geeft wat ze willen horen. De uiterlijke veelheid van meningen en stemmen is slechts een façade waarachter een enkele hand de schijn van pluralisme hooghoudt. Belangrijk is het op te merken dat hoe ingenieus ook Knipes machines is, het slagen van zijn plan is nog afhankelijk van anderen. De uitgevers moeten de verhalen die de machine voortbrengt goed vinden en publiceren. En dat gebeurt ook: zelfs gerenommeerde auteurs geven Knipe de toestemming en goedkeuring om in hun naam te schrijven. De auteurs verworden tot simpele namen, noms de plumes, personages… , maar met hun eigen goedkeuring. Hitler heeft geen staatsgreep gepleegd, hij werd binnen het democratische model verkozen. De politieke implicaties zijn geenszins vergezocht wanneer we beseffen exact deze vraagstukken ook het basisonderwerp van die andere mislukte kunstenaar, Plato.

Metafictionele omslag

Ik vind persoonlijk dit verhaal sterker dat eender welk verhaal van J.L. Borges, door de politieke implicaties, door de technologische helderziendheid, door het contrast met de rest van Roald Dahls werk en door het einde dat op treffende wijze de lezer voor een persoonlijk moreel vraagstuk zet.

Terwijl voor de laatste paragraaf het hele verhaal nog objectief was, dwz. het staat buiten de lezer, het gaat om een verhaal dat je kunt dichtklappen en ‘beheersen’, draait het einde alles om: dit verhaal wat je net las was wellicht het enige dat aan de conformistische drift in de literatuur en politiek een antwoord bood, maar ook dit is bedreigd. Het is makkelijk schelden op mensen die “voor het geld kiezen”, behalve als er kinderlevens op het spel staan. Het is makkelijk te pleiten voor niet-menselijke waarden als jouw leven en dat van je kinderen niet op het spel staan, als je geld genoeg hebt.

Terwijl je dacht dat de verloedering van de literatuur in het verhaal plaatsvond, treedt het plots binnen op het niveau van de eigen lectuur: is dit verhaal het laatste wat ontsnapte aan het imperialisme van het conformisme? Heb ik als lezer daar door mijn leesgedrag schuld aan? Stel dat elk verhaaltje dat je tegenkomt in je leven, het product is van één enkele machine, wat wil dat dan zeggen? Durf je daar aan te denken?