Ronald Giphart: voorbij de vuilbekkerij

LESMATERIAAL:

LINKS:

 

Een meisje dat tegen haar baas roept dat hij “gerust haar stijve kut over zijn natte pik kan wringen” gooit hoge ogen en lijkt weinig complexen te kennen. De (mannelijke) lezer wordt dan ook bijna letterlijk het verhaal ingezogen, al vermoedt hij dat er uiteindelijk toch weer niets zal gebeuren. Binnen het verhaal zelf, is het exact dezelfde dynamiek die de orde van de dag uitmaakt.

Hoewel Giphart in Nederland al jaren een favoriet bij de jongeren is -en dat is volledig terecht-, is blijft hij in Vlaanderen vrijwel ongelezen in de scholen. Aan de oppervlakte zijn er natuurlijk duidelijke redenen aan te wijzen, voor alles het uitermate expliciete en vulgaire taalgebruik. Als er niemand dit als een probleem ziet, zal ik een andere excuus moeten verzinnen om dit verhaal te verantwoorden.

Ten eerste thematiseert dit taalgebruik de gehypte seksuele spanningen in het verhaal en een modern kick-craven hedonisme wat wordt beschreven vanuit een personage die daar geen vragen bij stelt. Tegen de achtergrond van een desolaat, ronduit vervelend eiland, drijft het verhaal op kicks van obsceniteiten, xtc, alcohol, provocatie en seks.

Ten tweede is het verhaal relevant en actueel omdat het getrouw de complexiteit van moderne heteroseksuele relaties weergeeft. In een zo sterk visueel ingestelde en gemediatiseerde maatschappij kan het niet anders of de beelden van ‘man’ en ‘vrouw’ worden door de media beïnvloed. Mijn gedragingen als man (wat ik denk dat een man moet zijn) worden beïnvloed door beelden buiten mij die andere doelen hebben dan mij zelfkennis verschaffen, namelijk: producten verkopen. Zijn we gewend zoveel film/video te kijken dat we onzelf ook zien als acteurs in een film?

Een derde punt is dominantiestrijd tussen de seksen, die in dit stuk op heel verfijnde wijze wordt gespeeld. Het lijkt wel een spelletje van ‘jezelf niet te laten kennen’, alles doen om het blauwtje te vermijden. Of als we een blauwtje riskeren te lopen, is het minder erg als we ons voordoen als iemand anders. Onoprechtheid als een schild, een manier van jezelf buitenspel te lopen maar toch nog het spel te beïnvloeden. Nergens is er toenadering, want er is niemand die zich kwetsbaar opstelt.

Misschien publiceer ik later nog een paar opmerking rond dit verhaal in artikelvorm. Zonder de lectuur van het verhaal zullen bovenstaande opmerkingen sowieso weinig zeggen, maar volgens mij biedt dit stuk genoeg stof ter discussie om nog meer dan een les aan te spenderen achteraf.

Expressie: communiceren met vorm

Lesdoelen

  • de leerlingen begrijpen hoe de vorm van de boodschap iets kan vertellen, los van de inhoud van de boodschap
  • de leerlingen slagen erin extra-verbaal te communiceren
  • de leerlingen kunnen de extra-verbalen kenmerken van een communicatiesituatie aanwijzen en duiden
  • de leerlingen zijn bereid luidop te communiceren voor de klas

Lesmateriaal

  • Flashkaartjes met rollen
  • Een lokaal waar iedereen rechtstaand in de kring kan zitten
  • kinderrijmpje: een basistekst waarvoor enige vereiste is dat hij enige lengte heeft en iedereen de tekst uit het hoofd kent

Lesverloop

1. Intro: de schijntoets

Zolang de regering het gebruik van aandachtsgas niet toelaat, gebruik ik steeds deze techniek om iedereen met volle aandacht bij de les te krijgen: schijntoetsen. Leerkracht vraagt de leerlingen een blad papier te nemen en hun naam te noteren. De opdracht: er volgen drie communicatiemomenten en de leerlingen moeten zoveel mogelijk informatie eruit proberen halen. Na het communicatiemoment stel je je telkens de vraag ‘wat weet ik nu meer dan ervoor’?

2. Communicatiemomenten

Hierna kiest de leerkracht een leerling uit en fluistert die de opdracht in het oor. De opdracht is “Draag het gedicht ‘Klein Klein Kleutertje’ voor.” Dat is het communicatiemoment en dit wordt nog tweemaal herhaald en deze momenten worden duidelijk aan- en afgekondigd. De leerlingen in de klas noteren voor de drie momenten de nieuwe informatie, of proberen dat, want ze zullen verbaasd reageren – dat is toch drie keer hetzelfde.

Natuurlijk is er een massa aan informatie te rapen. Vooreerst over de sprekers: hoe ze de opdracht uitvoeren geeft ons veel informatie over henzelf. Misschien krijgen we ook informatie door van de tweede over zijn verbazing dat de opdracht hetzelfde is, maar zelfs die reactie zal niet dezelfde zijn als de derde. Allemaal specifieke informatie (over de personen) die niet tot de inhoud van de boodschap behoort. Het is de bedoeling dat de leerlingen op dit punt van besef komen.

3. Groepswerk met overleg: schijnspieken bij de schijntoets

Eigenlijk is het mogelijk deze informatie te noteren in 5min als je weet waar het over gaat, dus niet te lang laten zoeken. Leerlingen verplichten iets te noteren en hun blad om te draaien. Dan kunnen ze een tweede keer antwoorden na met elkaar overlegd te hebben in groepjes van 4 ofzo. Van zodra bij een groepje het correcte antwoord begint te dagen, kun je aan afronden beginnen denken en de blaadjes binnenhalen.  In de spanning die dan ontstaat gaat er misschien nog tussen groepjes gecommuniceerd worden. Dat is belangrijk en integraal deel van het leerproces (peer-to-peer learning). Rustig laten doorzeggen door klasgenoten, maar wel individuele antwoorden eisen.

4. Schijncorrectie van de Schijntoets

De correcte antwoorden zou ik laten meedelen door een groepje dat het antwoord niet zelf gevonden of zelfs gehoord had. Die moeten dan 1min samenzitten met zij die het antwoord wel wisten om het uit te leggen. Daarna herhalen ze wat ze net begrepen hebben voor de hele klas en volgt een uitgebreide bespreking.

5. Dramaoefening

Ik ben er zeker van dat op dit punt zelfs in de beste klassen nog leerlingen zullen zitten die communiceren met vorm nog niet echt vanuit zichzelf begrijpen. Daarom volgt hier nog een leuke, praktische oefening. De leerkracht heeft flitskaartjes gemaakt met daarop opdrachten. Breng het gedicht alsof je x of y bent.

  • net de lotto gewonnen
  • drilsergeant in het leger
  • directeur van de school
  • je konijn is net gestorven
  • je moet dringend naar het toilet
  • Michael Jackson
  • beetje nichterige nicht
  • een undercoveragent
  • de slechte uit een cowboyfilm

Het is belangrijk na elke geraden figuur een korte nabespreking te doen en te overlopen welke kenmerken duidelijk maakten om wie het ging en wat voor kenmerken dat zijn (gestiek, uitspraak, stopwoorden, gedrag, taal…). Hier wordt ook duidelijk dat extra-verbale aspecten in groepen thuis te brengen zijn.

6. Omkering van de oefening: leerlingen maken zelf opdrachtkaartjes

Indien er nog tijd rest kan het spel omgekeerd worden en kunnen de leerlingen in groepjes zelf opdrachten verzinnen en op kaartjes schrijven. Dit is niet vanzelfsprekend, omdat het niet te makkelijk en te moeilijk moet zijn. Wanneer het hier misloopt, is dat helemaal niet erg, maar loont het zeker de moeite om stil te staan waarom het niet geraden werd. Het moet een algemeen bekend gegeven zijn, of een bekend persoon.

7. Geen spelletje, maar opstap naar literatuur

Dit lijkt een leuk spelletje voor in de klas, maar is het niet. Eens de leerlingen de materie begrepen hebben, heeft het geen nut deze oefeningen nog te doen, al zullen ze er misschien om smeken. Het is dan de uitdaging om een gelijkaardige, even leuke les te bouwen die op deze kennis verderwerkt. Ik denk dan aan lessen over ‘personages’ en die kunnen heel makkelijk met drama geïntegreerd worden. Veel gemakkelijker dan andere literatuurconcepten zoals thema of symboliek.

8. De stap naar ervaringsgerichte literatuurtheorie

Het is moeilijk om in het secundair begrip van het literaire op zich toe te werken en misschien is het zelfs niet wensbaar, maar ik ben toch geneigd om dit wel te doen. Literatuur communiceert altijd via de vorm (niet de directe inhoud) en omdat er geen vaste code is voor vormelementen, is literatuur in wezen altijd pluriform in beleving. Door deze vormcommunicatie terug te plooien op de inhoud en zo een dubbele suggestie te creëren. Onderstaande bewerking is niet ongenietbaar voor een snelle oefening:

Mijne heren kleutertjes!
Wat doen jullie toch in mijn hof!
Jullie plukken er al de bloemekes af, nietwaar?
Jullie maken het veel te grof, ahum.
Mamaatje die zal kijven, nietwaar?
Papaatje die zal ahum, slaan, nietwaar?
Mijn heren kleine kleuters, ga hier maar gauw vandaan.
(Of ge moogt een woensdagnamiddag komen, nietwaar?)

(…is overduidelijk De Lou, de perfect van mijn middelbare school. Geen priester meer, maar de volgende directeur was toch De Mozes, een godsdienstleerkracht die zijn baard niet gestolen had. Dan zwijg ik nog over De Lorre, een leerkracht Frans met en Alfa coupé, dito haar, Bordeline en een psychotisch fascinatie voor Adamo waarmee hij het tot in de Franse versie van “Wedden dat…” schopte…)

Als er zoiets kan bestaan als relevant ervaringsgericht literatuur- en taalonderwijs dan kan het de component van het zelf doen niet links laten liggen. Dat is meestal niet zo moeilijk te realiseren als literatuur ontdaan wordt van haar hemels aureool en gezien wordt als iets kneedbaars, iets magisch maar toch alledaags.

WNT online: de schatkamer van het Nederlands

Het WNT is een historisch synchroon woordenboek: je kunt eender welk modern (of oud) woord opzoeken en het verleden (of toekomst) van dat woord, klapt te voorschijn. Tegen de achtergrond dat er nog steeds geen gratis online woordenboek voor het Nederlands ter beschikking is, mag dit zeker eens in de verf gezet worden. En het biedt tal van mogelijkheden om mee in de klas aan de slag te kunnen.

WNT in een dertigtal delen, voltooid in 1997

In combinatie met de massa aan historische teksten op de website http://www.dbnl.org/ opent dit perspectieven die voorheen niet denkbaar waren. Historische teksten moesten vroeger altijd gepaard gaan met glossen die elke onduidelijkheid in een oude tekst wegvagen. In die richting heb ik al een keertje in een 5e jaar ASO een klassikale vertaling van het Esbattement van den Appelboom opgezet. Daar sloop helemaal niet zoveel tijd in, maakte een heel aantal leerlingen enthousiast genoeg om er ongevraagd aan verder te werken. En opvoering in de klas, of misschien zelfs een verfilming/bewerking, op basis van een samen geredigeerde tekst hierna, kan en moet een integraal deel zijn van een lessenreeks die lezen, schrijven, literatuur, taalbeschouwing en spreken combineert en integreert. Hopelijk vind ik de tijd om deze lessenreeks nog verder uit te werken.

Los van specifieke projectlessen met het WNT, zou de leerkracht die in de klas over internet toegang beschikt, de reflex moeten ontwikkelen om bij elk uitzonderlijk woord in het WNT op te zoeken: bij het lezen van poëzie, maar ook bij gewone woorden die ons opvallen: china’s appel – chinaasappel – sinaasppel – appelsien:

— SINAASAPPEL, daarnaast APPELSINA (zie ook ald.) APPEL CHINA(‘s), APPELSJIEN enz. —, znw. m. Uit China, den naam van een rijk in Oost-Azië en Appel; de vorm met s(Sina, Sinees enz. zijn in de oudere taal zeer gewoon) heeft aanleiding gegeven tot de onjuiste meening, dat in het eerste lid de naam van de stad Messina zou zijn besloten.

Dan moet ik na den Dam om Sinaas Appelen te koopen,   asselijn, Spilp. 25 [1693].
Het sap van deez Appel-Sina, zal uw herstelde geest weer doen herleeven, asselijn, Kwakz. 15 [1692].
De Chinas-appelen, die voor dezen niet als van rijke en vermogende Luiden gegeeten plachten te worden, moeten nu hun tanden (t.w. van de dienstmaagden) ook al bezuuren,   s. de vries, Seven Duyvelen 2, 285.
Wel Marretje, van jou Cinaasappelen, en Citroenen, hebje ook al een klantje Aan myn Heer,   v. halmael 3ᴥ, 9.
Twee schootels met appelen Chinaas,   bernagie, Huwelyk Sl. 20.
Een kar met besneeuwde sinas-appels,   couperus, E. Vere 1, 37 [1889].
De sinaasappels in kwarten gesneden, Sapten om de monden naar frischheid gretig,   v. looy, Feesten 56.
Woordenboeken kunnen ook zalige leesboeken zijn.

iLit: literatuur op je iPod

Korte fictie

Het is ook zonde dat door leeslijsten de gemeenschappelijke beleving vrijwel onmogelijk wordt – iedereen moet iets anders lezen, of wachten tot iemand anders hem gelezen heeft. Daarom ben ik een enorm voorstander van het gebruik van KORTVERHALEN in het onderwijs. Er is meer variatie in auteurs, thema’s, periodes, lengte, stijl. Maar het zijn wel afgeronde gehele, die analyse toelaten vanuit de leerlingen zelf, wat dikwijls niet het geval is bij een romanfragment. Soms kan een kortverhaal zelfs binnen het bestek van een les gelezen worden en dat zorgt altijd voor meer interactie tussen leerlingen dan bespreking van roman die de helft (nog) niet gelezen heeft.

Eerste stap naar verhaalanalyse

Om verhaalanalyse theoretisch te doceren, is het veel te complex en fluïde. Beter is concepten zoals personages en thema’s uit feitelijke lectuur te distilleren. Discussie over goede, relevante, moderne verhalen zorgt altijd voor animo. Verder moet je gewoon beginnen roddelen over de personages (wie wat waarom waar) met bewijzen uit de tekst.

Een voorbeeld van literatuur zonder boeken

Voor hun eindexamen konden de zesdejaars vorige juni voor mij zelf een keuze maken uit de Radioboeken van Radio 1: 100 moderne, onuitgegeven literaire kortverhalen van Nederlandse en Vlaamse auteurs. Hiervan vind je dus geen samenvattingen op het net, zelfs geen tekst, enkel mp3. Het was dus naast literatuur ook een luisteroefening. Het enthousiasme van de leerlingen toen ze hoorden dat ze literatuur op hun mp3 speler konden consumeren, was niet te stuiten. Toen ik na afloop van het examen aan 28 leerlingen vroeg of ze, als ze een boek van die auteur zouden zien in de bieb of winkel, het zouden oppikken en de flap lezen en misschien kopen, antwoordde 62% ja. Als de helft gelogen is, ben ik nog tevreden… en wou enkel maar bewijzen dat je soms met iets anders jongeren boeken kunt aanreiken, in casu met mp3!

Gratis audioliteratuur op het web

Bovenstaande link naar de audioboeken is een project wat werd gesponsord met overheidsgeld en dat is maar goed ook. Het is maar normaal dat je zulke goudschatten in de les gebruikt. Natuurlijk is niet alle materiaal bruikbaar, het is dan ook aan de leerkracht om suggesties en preselecties te maken. Daarnaast bulkt het internet van allerhande vrijwilligersprojecten en in de context van audioliteratuur is http://www.librivox.org toch wel de meest omvangrijke. Massa’s, maar echt massa’s Engelstalige literatuur gratis in mp3 te downloaden en ingelezen door voor 85% zeer competente lezers. In feite is de site multilinguaal en vind je er ook redelijk wat Franse en Duitse literatuur. Er is ook een Nederlands deel aan de site waar een paar dingen te downloaden zijn, zoals Don Quijote van Cervantes, maar nog weinig Nederlandse literatuur op librivox.nl. Daar kun je over huilen, of het als een uitdaging zien, want je kunt natuurlijk ook gewoon…

Meedoen met librivox.nl

Elke leerling heeft thuis wel een pc en een microfoontje en dat is alles wat nodig is om zelf een tekst in te lezen. Het zou een prachtig klasproject zijn om een boek te kiezen, de hoofdstukken onder de leerlingen te verdelen en ieder verantwoordelijk te maken voor de opname van een hoofdstuk. Daarvoor is enige voorbereiding nodig, maar de leerlingen zullen met meer diepgang op het boek ingaan, zelfs een concrete bijdrage kunnen doen aan een project waar potentieel veel anderen iets aan hebben, elkaar kunnen helpen op technisch vlak en een project coördineren en doen slagen. De opnames kunnen dan op librivox.nl geüpload worden en zullen dan beluisterd worden door testpubliek dat oordeelt of hij goed genoeg is voor publicatie op de site. De werkverdeling -voor zover er meerdere lezers gevonden worden voor Nederlandstalige boeken- gebeurt op het forum. Bijvoorbeeld, Tijl Uylenspiegel of de Minnebrieven van Multatuli.

De aspecten die hierbij komen kijken en binnen het kader van de lessen Nederlands vallen, zijn eindeloos: lezen, luisteren, literatuur, uitspraak, tekst-research, woordbetekenissen, documentatie auteur, ict opnameapparatuur en data-uitwisseling, communicatie via internetforums, enzoverder.

Het resultaat van zo’n literatuurproject zit niet in het zolderarchief onder stoffige mappen om nooit meer bekeken te worden. Dit resultaat staat op het web en elke dag kan iedereen (onbekenden, maar ook familie, vrienden en medeleerlingen) die bijdrage downloaden op hun mp3-speler en literair genieten op de bus, tram, trein, fiets of auto… en eigenlijk een heleboel mensen die gewoon luisteren omdat ze die spreker kennen en dus toevallig met literatuur besprenkeld worden.

Onderwijsinstituut in cyberspace, cyberspace als onderwijs(instituut)

Op die manier, door meer naar buiten te komen op de goedkoopste en meest veelzijdige manier die bestaat (internet), kan de betrokkenheid van de school op de maatschappij ook een feit worden. Alsnog wil niemand zien dat scholen in de heel nabije toekomst ten dode zijn opgeschreven als zij zich niet fundamenteel heroriënteren. Dit betekent in eerst instantie: afstappen van elk model van rechtstreekse informatie-overdracht, omdat dit een onverantwoorde verspilling van tijd en middelen is. Als ik dan toch enkel naar school moet om te komen opschrijven wat ik thuis moet memoriseren, mail het me dan in pdf, alsjeblieft dankuwel. Zelf iemand met een Winkler Prins en Encyclopedia Brittanica, kan niet op tegen een goeie googlelaar. Maar er zijn er weinig.

En of het nu Google is of iets anders, het gaat tegenwoordig om het structuren, bewerken, interpreteteren van informatie, niet het domweg opslaan ervan, dat doen computers nu voor ons, zelfs meer dan we willen. Het komt erop aan te interpreteren welke informatie betrouwbaar is en welke niet, welke foutief is en welke correct. Veel moeilijker dan vroeger, school.

Kijk, tante Frieda, wat een coole school wij hebben…

Dit alles vereist ook engagement van de leerlingen uit, maar volgens mij is het met zulke projecten dat de hoogste graad van medewerking mogelijk is. En dat is ook uitstraling voor de school: als er projecten worden opgezet die concrete resultaten opleveren die digitaal kunnen worden verspreid, dan moet de school daarvan gebruik maken. Als je kind in een filmpje, foto of audio-opname te horen is ga je toch dadelijk naar de site surfen, niet? En toch onmiddellijk een link doorsturen naar familie en vrienden, natuurlijk…

Over de protestantse leesethiek en dyslexie

Vandaag zag ik onderstaan berichtje op een Nederlandse discussiegroep:

Beste collega,

Als u op een Nederlandse school werkt, wil ik u het volgende

vragen. Zou u me willen vertellen hoeveel boeken uw leerlingen

moeten lezen voor de lijst? Ik probeer een overzicht te krijgen

van de eisen die scholen in Nederland hanteren.

Mail het antwoord naar xxxx

Voorbeeld:

Barendslyceum Ede

Vwo 12

Havo 10

Mavo 8

Meer is niet nodig. Bedankt voor de moeite.

Ik had bijna de man in kwestie geantwoord, maar die heeft wellicht geen zin in bedenkingen vanuit het Vlaamse perspectief. Die wil gewoon statische gegevens aanleggen. De vraag is ook: wat is het nut van die gegevens? En ook: als er toch Nederlandse leerkrachten zijn die veel minder boeken opgeven dan het voorbeeld, zullen die niet durven reageren.

Cijfers

De leerplannen in Vlaanderen verplichten voor de sterkste jaren secundair onderwijs 3 tot 4 boeken per schooljaar, waarvan er nog eentje een dichtbundel en een toneelstuk kan zijn. Elke school of vakteam kan beslissen om meer te verplichten, maar dat komt nooit in de buurt van de aantallen in het voorbeeld hierboven. Met 12 boeken per schooljaar zit je toch aan een ratio van meer dan één per maand en ik vraag me echt af hoe jullie dat voor mekaar krijgen. Los van de tijd voor lectuur, moet er toch ook nog weerslag, verwerking van de lectuur gebeuren, zodat evaluatie mogelijk is. Anderzijds vind ik wel dat een jongere die op een jaar zoveel (hopelijk verscheiden) boeken leest bijna genoeg heeft bijgeleerd voor een jaar.

Copycat leesverslag

Ik vraag me ook af hoe dat dan getoetst wordt en of je met lijsten niet sowieso gekopieerde leesverslagen gaat krijgen. Daarom ben ik niet zo’n voorstander van verplichte lijsten, maar eerder van een dagelijkse, diverse, gefocuste leespraktijk (bijna) elke les. Vergeet niet dat zelfs de mensen die geen boek aanraken, nog steeds gigantisch meer lezen dan mensen 100 jaar geleden. Tekst is overal, zelfs je telefoon kun je niet meer bedienen zonder lezen (niet alleen cijfertjes), maar het is niet allemaal literatuur.

Dikwijls -en ook ik bezondig mij eraan- zijn taalleerkrachten teveel literatuurfreaks die van de hele bevolking verwachten dat zij dezelfde interesse vertonen. Het is waar dat iedere mens een hang heeft naar fictie en daar echt uit leert of dat probeert, maar we moeten niet vergeten dat het fictiemedium voor vele mensen niet meer tekst is, maar beeld. Soaps, series, films, dat zijn de narratieve fictiedragers voor de meeste mensen vandaag de dag. Waar ze zich aan spiegelen (ten onrechte meestal), waar ze mee wegdromen, en zelfs een simpele analyse van een soap kan in de klas een veelzeggende statement maken over “hoe wij onszelf zien”.

Vanuit dat oogpunt zie je hoe narrativiteit en fictie een echte impact op het leven van alledag kunnen hebben.