“Dit is geen poëzie!” over Jules Deelder, ‘Blues on tuesday’ (1981)

Moderne poëzie kun je niet te lijf gaan met het begrippenapparaat uit de klassieke poëtica: je moet het gedicht bij ervaren en erbij associëren. In plaats van strofes en metaforen, zijn kunstgrepen in dit gedicht ontleend aan de blues: simpele teksten waarin je het lijden van het leven bezingt.

Moderne poëzie kun je niet te lijf gaan met het begrippenapparaat uit de klassieke poëtica: je moet het gedicht bij ervaren en erbij associëren. In plaats van strofes en metaforen, zijn de kunstgrepen in dit gedicht ontleend aan de blues: simpele teksten waarin je het lijden van het leven bezingt.

De tekst heeft 12 regels zoals een 12-matenblues en gebruikt veel herhalingen. In de blues worden vaak volledige regels herhaald, hier wordt die schijn gewekt met het woord ‘geen’. Naast dit woord bevat de hele tekst maar 12 woorden, dus 13 verschillende woorden in de hele tekst. En toch slaagt Deelder erin een duidelijk beeld neer te zetten en er een mooie pointe aan te breien: ‘geen klote, geen donder, geen reet’.

Dat deze ’tekst’ de mensen op de een of andere manier beroert, mag duidelijk zijn aan de reacties op gedichten.nl. De eerste reactie is onmiddellijk raak: dit is geen poëzie!

Literatuur, en zeker poëzie, zijn serieuze zaken, daar kan enkel zuinig mee gelachen worden. Lachen is voor het circus, of het cabaret? Neen, de lach is een diepmenselijke emotie en even belangrijk als de ontroering. Iedereen denkt al gauw dat hij dit ook zou kunnen schrijven, snapt niet dat het gaat over het idee tot uitvoering brengen, niet over ideeën hebben. Mijnheer Vlasblom is verder compleet onbekend met het concept van jazz poetry en gaat voorbij aan het feit dat de tekst zich presenteert als een blues, niet als poëzie.

Het is geen dichter, het is een junk en die schrijven soms ook wel eens rijmpjes. Echte kunstenaars gebruiken geen drugs, dat weet toch iedereen?

Gelukkig duiken er ook fans op, o.a. Patrick de Punker, die het niet hoog op heeft met gestagneerde lullen uit de barok.

De ergste reactie is nochtans de meest recente en die moet leraren Nederlands doen schrikken. Poëzie gaat over leeservaring en leesplezier, over niets anders.

Formeel gezien is het ingedeeld is strofes, maar dat helpt je geen ene reet verder in het begrijpen van de tekst en dat geldt ook voor rijmschema-analyses en andere formaliteiten. Ik moet dringend iets concreet rond poëzie-analyse doen, maar de beginvraag is: wat komen we over de spreker (is niet auteur!) te weten door de tekst. Met deze beginvraag kunnen leerlingen in de klas onmiddellijk iets vertellen over deze tekst van Deelder.

W.F. Hermans versus Willem Elsschot: breuklijnen in de poëtica

In de literaire columns van de Nederlandse kranten is Elsschot al wat de klok slaat. Er is echter een artikel dat een kritisch geluid laat horen. Het is van de hand van de 25-jarige auteur W.F. Hermans. In de walm van de welige wolkende wierook, lijkt het een agressief stuk. Dat is het niet: het duidt met verfijning het talent en de beperkingen, maar ook populariteit van Elsschot.

PDF versie van deze leesproef vindt u onderaan deze pagina. Probeer de leestest online uit: W.F. Hermans, Elsschots slechte voorbeeld (1957)

In 1957 wordt het Verzameld Werk van Elsschot gepubliceerd en dat gaat vooral in Nederland met nogal wat poeha gepaard. De auteur gaat zelfs op tour door Nederland om uit zijn werk voor te lezen en de zalen zijn afgeladen vol. In Rotterdam zegt Elsschot na het voorlezen uit Kaas: “Ik geloof dat in m’n eigen stad men nooit de helft van het aanwezige publiek zou opdagen.” Uit een poll in De Standaard blijkt dat dit geen boutade is…

Standaard der Letteren, 1956

Ook in de literaire columns van de Nederlandse kranten is Elsschot al wat de klok slaat. Er is echter een artikel dat een kritisch geluid laat horen. Het is van de hand van de 25-jarige auteur W.F. Hermans. In de walm van de welige wolkende wierook, lijkt het een agressief stuk. Dat is het niet: het duidt met verfijning het talent en de beperkingen, maar ook de populariteit van Elsschot.

Te vaak wordt in het onderwijs te generalistisch, te platonisch, te abstract met literaire poëtica omgegaan. We beginnen met een definitie van ‘romantiek’, geven dan kenmerken en bekijken vervolgens teksten die klassiek onder deze noemer geklasseerd worden. Dit is een heel onnatuurlijke manier van met literatuur omgaan: het is niet hoe echte lezer en zelfs niet literatuurwetenschappers met teksten omgaan.

Alles begint met de teksten: literaire stromingen zijn rationalisaties achteraf gemaakt door wetenschappers. Deze veralgemeningen gebruiken als basis voor lectuur, doet ons de meest interessante aspecten van de tekst missen.

Dat visies op wat literatuur moet en kan zijn evolueren, is een evidentie. Deze tekst demonstreert als geen ander de breuklijnen tussen de generatie die na de oorlog hun opwachting maakt en hun voorgangers. Hermans laat echter niet na de invloed en het talent van Elsschot te benoemen: zijn meesterlijke, flegmatisch observerend schrijfstijl.

Felix Timmermans’ ultieme lentegedicht

Dit gedicht was mij al een paar jaar bekend dankzij een van de interessantste (niet omvangrijkste) bloemlezingen van Nederlandse poëzie. Wat een feest van een gedicht, wat een vitaliteit, directe taal, mooie natuurbeelden en kleurig Vlaams. Bij nadere bestudering merkte ik dat het gedicht gedateerd is ‘1944’.

De lente van 1944 is het einde van de Tweede Wereldoorlog. Plots krijgt een leuke lentegedicht een onwaarschijnlijke portee die wel diep moet ontroeren, of alleszins bij mij dat effect had. Timmermans wordt al te vaak lichtvoetigheid verweten, maar hier is het een zeer subtiele kracht. Het is en blijft een parel van een gedicht.

Gerard Reve en het katholieke circus: ‘Blijde Boodschap’ (1973)

Reve slaagde in wat niemand voor mogelijk achtte: hij hercontextualiseerde de oudste instelling van de Westerse maatschappij: de katholieke kerk. Het is een bij uitstek postmodernistische beweging om zo’n instituut persoonlijk te gaan invullen, maar in bepaalde mate had James Joyce dit project als uitgevoerd met de katholieke mis in Ulysses (1921).

In heel concreet opzicht werken we in deze les naar een begrip van het gedicht ‘Blijde Boodschap’. Als inleiding hierop bekijken we een fragment uit de viering n.a.v. de PC Hooftprijs 1969 en lezen we een artikel over deze beruchte uitzending. Natuurlijk zijn er twee belangrijke achtergronden:

  • atheïstische-communistische opvoeding: vader en moeder waren actief in het communistisch verzet tijdens de oorlog, broer wordt later Rusland kenner en professor Slavistiek
  • protestants Nederland: een religie die zich expliciet afzette tegen de uiterlijkheden van het geloof: beelden, schilderijen, mystiek, mysterie, Latijn als voertaal.

In ‘Blijde Boodschap’ wordt bevestigd wat Reve in 1969 al aangeeft: de katholieke kerk is het ultieme circus, de best vorm van entertainment en troost voor de mens. De paus is wel aan het razen over de ondergang van de mensheid, maar de spreker in het gedicht vindt het perfect aan de verwachtingen voldoen en is niet gealarmeerd (‘nix aan de handa’).

Het is in feite de ultieme vernedering: je staat bevlogen te speechen omdat er dringend vanalles moet veranderen en eentje achteraan klapt in de handen en roept lachend: “Kostelijke vertoning! Bis!”

Het is helemaal niet de bedoeling dat je “dit leven al geweldig” vindt: je hoort te werken voor je zielenheil. Als je veel plezier hebt elke dag, ben je zeker niet op het goede pad. Elke dag ploeteren en niet vooruit raken en toch niet opgeven (en denken aan God), dat lijkt er al meer op.

De reactie op Reve was dan ook verwarring van alle kanten, in de eerste plaats duidelijk bij de pastoor in Amsterdam die zijn kerk te beschikking stelt. De winnaar van de PC Hooftprijs is een katholieke schrijver, werd er gefluisterd… neen, niet echt: een clown, een comediant in het theater van het leven. Een grote mijnheer.

De blijde boodschap

Ik zat met kloppend hart voor de kleurentelevisie,
en dacht: ‘Zijne heiligheid zal toch wel gewag maken
van het toenemend verval der zeden?’
En ja hoor, nauwelijks was hij begonnen, of ik hoorde al:
decadentia, immorale, multi phyl ti corti rocci;
influenza filmi i cinema bestiale
contra sacrissima matrimoniacale
criminale atheistarum rerum novarum,
(et cum spiritu tuo), cortomo:
nix aan de handa.
Het was jammer, dat het zo kort duurde.
Maar toen het uit was, was er fijne muziek van het leger.
Ik vind dit leven al geweldig. En straks nog
het eeuwig leven in de Hemel. Je vraagt je wel eens af:
‘Waar hebben wij het aan verdiend?’

Maak een Middeleeuwse Hypertext: Anna Bijns’ Verrassende Refereinen

Maak een laat-middeleeuwse tekst leesbaar links naar het Woordenboek der Nederlandse Taal te integreren in je tekst.

Ter voorbereiding van de lessen over de rederijkers, kwam ik tot het besef dat ik nog nooit Anna Bijns (1493-1575) gelezen had. Gelukkig is er dbnl.org waar een prachtige bloemlezing van prof. Herman Pleij beschikbaar is. Qua algemene inleiding op Anna Bijns, is zijn nawoord essentieel.

Het lesverloop (voorlopig ongetest) zie ik als volgt:

  • Inleidend: Leesproef: Wikipedia: Rederijkers
  • (Luisteroefening: korte inleiding over Anna Bijns en haar complexe verhouding tot de rederijkers, positie tijdens de reformatie, door prof. Veerle Fraeters. Waardevolle opname op het vlak van uitspraak, maar zwaar problematisch qua inhoud. Prof. Fraeters concludeert dat Anna Bijns niet zo past in deze tijd van verdraagzaamheid. Ook verhaalt ze de mythe dat Bijns’ uitgever wegens het uitgeven van de Lutherbijbel werd terechtgesteld, waarbij Wikipedia ons leert dat hier ondertussen serieuze kanttekeningen bij gemaakt kunnen worden.)
    • Spreken/Lezing ‘Het waar goed huwen, maar sorge is de plage’: ik lees het refrein één keer helemaal door, zonder woordverklaringen. Ik probeer er een performance van te maken zoals dit hoort bij rederijkerspoëzie: met gebaren en gepaste intonatie. De woordenschat van deze gedichten is vaak ook voor de tijd experimenteel. Ik probeer ook de leerlingen tijdens de lezing de stokregel aan te leren, d.w.z minstens te antwoorden met “maar sorge is de plage”
      • Woordverklaring eerste strofe: ik ga door de eerste strofe en toon de leerlingen via projectie, hoe ik elk woord heb opgezocht én gevonden in het WNT. Het was een persoonlijke revelatie, maar ik wist het al: de teksten van Bijns behoren tot het corpus van het WNT.
      • Opzoektaak met WNT: we lezen de tweede strofe. We stoppen bij elk moeilijk woord en de leerlingen zoeken in teams van 2 de betekenis op in het WNT
      • De leerlingen kiezen in groepjes van 2 een gedicht uit de bundel ’t Is Al Vrouwenwerk en maken een hypertekst van hun gedicht. Dat is een tekst waarin de woordverklaring minstens via een hyperlink naar het WNT gegeven wordt.
      • Schrijftaak: de leerlingen schrijven een interpretatie/hertaling/bewerking van het gedicht.

Hieronder mijn hypertekst:

Het resultaat van klassikaal werk: