“Niets is gratis, behalve een pak slaag”: over ‘Tafeltje Dekje’

  • Wikipedia over ‘Tafeltje Dekje, Ezeltje Strekje, Knuppel uit de Zak’
  • Tekst van het sprookje
Omdat ik steeds de indruk heb dat hier meer nood aan is, dan aan concrete lessen, had ik graag enkele opmerkingen gemaakt over dit bekende sprookje dat voor het eerste bekend werd in de editie van Grimm. Ik heb voorlopig geen literatuur noch varianten van dit verhaal geconsulteerd, maar ik denk dat de opmerkingen nogmaals duidelijk maken hoe dankbaar sprookjes zijn voor literaire analyse in het secundair onderwijs.
Kort samengevat gaat het verhaal als volgt: een vader heeft drie zonen die hij allen uitstuurt om bij een vakman een stiel te leren. Na een aantal jaren komen de zonen naar huis met een vaardigheid maar ook met een ‘magisch geschenk’ dat hen in problemen brengt als ze overnachten een herberg. De twee eersten worden van hun magische geschenken beroofd, maar de derde weet de hele situatie te redden.

De bekende drieslagstructuur (2 falen, 3e slaagt) maakt duidelijk dat er een les te leren is uit het gedrag van de derde. Welke les? Waarom slaagt de derde broer waar de twee eersten faalden?
Alledrie de broers gaan een contract aan met een stielman dat eruit bestaat dat zij de stiel mogen leren in ruil voor hulp gedurende de leertijd. Dit is de transactie die afgesproken is vanaf het begin. Als de stielman met een geschenk voor de dag komt behoort de jongeman eigenlijk op zijn hoede te zijn, want zomaar iets gratis krijgen, dat bestaat eigenlijk niet. De geschenken van de twee eerste broers zijn daarenboven nog uiterst waardevol: een tafeltje dat vanzelf eten serveert en een ezeltje dat goud uit zijn achterste spuwt zijn zo waardevol dat de broers eigenlijk zelfs hun stiel niet meer nodig zouden hebben als ze het geschenk goed benutten.
Maar er zijn geen geschenken – het is een ultieme test voor de jongeman die moet uitmaken of hij geschikt is om zijn stiel zelf te gaan uitoefenen. Als de twee eerste broers denken dat ze klaar zijn om op eigen benen te staan, maar geloven dat a) zelfdekkende tafeltjes en geldezeltjes bestaan; b) een stielman zijn leven lang zou werken terwijl hij eten en geld genoeg heeft en c) er in het leven zo maar kado’s gegeven worden — dan vergissen ze zich. Zulke mensen worden constant bedrogen waar ze bij staan en zijn niet klaar voor het leven als stielman.
De derde zoon krijgt ook een gratis kado en toch loopt het goed met hem af? Zijn gift lijkt veel minder waard dan die van zijn broers, maar schijn bedriegt. Zijn geschenk is het enige echte gratis geschenk dat je altijd kunt krijgen: een pak slaag. Dit werkt als het ware als een extra punchline bij het verhaal van de twee anderen: in het leven krijg je niets gratis, behalve een pak slaag.
Je kunt nog zo’n goede schrijnwerker of molenaar zijn, als je niet op je geld leert letten, kun je met al je vaardigheden niets beginnen. Hoewel verhuld in middeleeuwse beroepen, bemerken hier echt de 19e eeuwse burgerlijke handelsmoraal: pas op voor gratis. Het verdere verloop van het sprookje lijkt erop geënt en bevat een andere les uit die context: laat je rijkdom niet kennen. De twee eerste broers halen met veel vertoon hun kostbare bezit boven en worden bestolen. Natuurlijk, want iedereen wordt bestolen, zelf de derde broer, die zelf geen rijkdom toonde.

De weg naar de Peperstraat?

Het achterliggend verhaal ligt dan ook voor de hand: peper was al tijdens de middeleeuwen bekend, maar heel zeldzaam. Verder was het vrijwel het enige bekende uitheemse kruid en moest over land geïmporteerd worden. Door de opkomst van het Ottomaanse Rijk was de doorgang over land niet meer veilig en dat is in feite de initiële motivatie voor de ontdekkingsreizen: peper halen over zee i.p.v. over land. De V.O.C. is ook niet opgericht om koffie of zelfs opium te verhandelen (dat kwam er later bij), maar aanvankelijk lag de interesse bij peper. Peper was licht en duur, dus perfect om te verhandelen. Dat de handel in peper zeer winstgevend was, zie je aan bovenstaande toponymie: elke Peperstraat bevindt zich op de ‘duurste’, centraalste locatie van de stad.

Meer een aanzet voor een les dan een afgewerkt geheel. Wat nu volgt lijkt zo’n leuk weetje voor op café  dat je ooit eens gehoord hebt. Ik herinner mij uit mijn jeugd het Peperstraatje in Geel, een autoluwe straat waar eigenlijk niets te beleven viel, maar wel pal in het centrum, een zijstraat van de Markt.

Peperstraat, Geel

Toen ik onlangs een tijdlang in Vilvoorde vertoefde, viel het mij op dat ook daar er een Peperstraat is die uitgeeft op de Grote Markt. Wat dit soort van onderzoek met Google Earth of Google Maps op het vlak van naamkunde in een les Nederlands kan betekenen, hoeft geen betoog.

Peperstraat, Vilvoorde

En als er meerdere markten zijn, vind je de Peperstraat bij de belangrijkste kerk. In Tienen loop hij langs het stadhuis…

Peperstraat, Tienen

In Antwerpen is er geen Peperstraat, vreemd genoeg, maar daar is zoveel herbouwd, dat die wel eens verdwenen kan zijn. Nog een paar voorbeelden:

Peperstraat, Brussel

Het achterliggend verhaal ligt dan ook voor de hand: peper was al tijdens de middeleeuwen bekend, maar heel zeldzaam. Verder was het vrijwel het enige bekende uitheemse kruid en moest over land geïmporteerd worden. Door de opkomst van het Ottomaanse Rijk was de doorgang over land niet meer veilig en dat is in feite de initiële motivatie voor de ontdekkingsreizen: peper halen over zee i.p.v. over land. De V.O.C. is ook niet opgericht om koffie of zelfs opium te verhandelen (dat kwam er later bij), maar aanvankelijk lag de interesse bij peper. Peper was licht en duur, dus perfect om te verhandelen. Dat de handel in peper zeer winstgevend was, zie je aan bovenstaande toponymie: elke Peperstraat bevindt zich op de ‘duurste’, centraalste locatie van de stad. Van het spreekwoord leerden we al dat peper duur was, maar dat is toch nog niet hetzelfde als op straat zien dat hoe winstgevend die handel en hoe populair de peper was.

De Peperstraat is een zijstraat van de Poelestraat midden in het centrum van Groningen.

Voor de naam bestaan twee verklaringen. De eerste is dat de naam komt van de specerij. In de straat zaten veel paardenhandelaren en die zouden zich hebben laten betalen met zakjes van het destijds zeer dure peper. De andere verklaring gaat uit van peper als de volksnaam voor de mattenbiesplant. In die verklaring zou de straat historisch plaats hebben geboden aan stoelenmatters en mandenvlechters.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Peperstraat

Allemaal larie, natuurlijk: als je de kaart van Groningen bekijkt, zie je dat die ter hoogte van de Sint Martinikerk ligt. Niet direct aan de Grote Markt, maar misschien is die zelfs verschoven… zeker en vast was dit niet de buurt van de stoelenmatters.

Ronald Giphart: voorbij de vuilbekkerij

LESMATERIAAL:

LINKS:

Een meisje dat tegen haar baas roept dat hij “gerust haar stijve kut over zijn natte pik kan wringen” gooit hoge ogen en lijkt weinig complexen te kennen. De (mannelijke) lezer wordt dan ook bijna letterlijk het verhaal ingezogen, al vermoedt hij dat er uiteindelijk toch weer niets zal gebeuren. Binnen het verhaal zelf, is het exact dezelfde dynamiek die de orde van de dag uitmaakt.

Hoewel Giphart in Nederland al jaren een favoriet bij de jongeren is -en dat is volledig terecht-, is blijft hij in Vlaanderen vrijwel ongelezen in de scholen. Aan de oppervlakte zijn er natuurlijk duidelijke redenen aan te wijzen, voor alles het uitermate expliciete en vulgaire taalgebruik. Als er niemand dit als een probleem ziet, zal ik een andere excuus moeten verzinnen om dit verhaal te verantwoorden.

Ten eerste thematiseert dit taalgebruik de gehypete seksuele spanningen in het verhaal en een modern kick-craven hedonisme wat wordt beschreven vanuit een personage die daar geen vragen bij stelt. Tegen de achtergrond van een desolaat, ronduit vervelend eiland, drijft het verhaal op kicks van obsceniteiten, xtc, alcohol, provocatie en seks.

Ten tweede is het verhaal relevant en actueel omdat het getrouw de complexiteit van moderne heteroseksuele relaties weergeeft. In een zo sterk visueel ingestelde en gemediatiseerde maatschappij kan het niet anders of de beelden van ‘man’ en ‘vrouw’ worden door de media beïnvloed. Mijn gedragingen als man (wat ik denk dat een man moet zijn) worden beïnvloed door beelden buiten mij die andere doelen hebben dan mij zelfkennis verschaffen, namelijk: producten verkopen. Zijn we gewend zoveel film/video te kijken dat we onszelf ook zien als acteurs in een film?

Een derde punt is dominantiestrijd tussen de seksen, die in dit stuk op heel verfijnde wijze wordt gespeeld. Het lijkt wel een spelletje van ‘jezelf niet te laten kennen’, alles doen om het blauwtje te vermijden. Of als we een blauwtje riskeren te lopen, is het minder erg als we ons voordoen als iemand anders. Onoprechtheid als een schild, een manier van jezelf buitenspel te lopen maar toch nog het spel te beïnvloeden. Nergens is er toenadering, want er is niemand die zich kwetsbaar opstelt.

Misschien publiceer ik later nog een paar opmerking rond dit verhaal in artikelvorm. Zonder de lectuur van het verhaal zullen bovenstaande opmerkingen sowieso weinig zeggen, maar volgens mij biedt dit stuk genoeg stof ter discussie om nog meer dan een les aan te spenderen achteraf.

lezen Archieven - Ronald Giphart Bibliografie